Ontwikkeling broedbestand

 

 

 

 

 

Gierzwaluwnieuws 2022

  Overige gierzwaluwpagina's - Contact

 

 

 

Broedbestand Nederland licht dalend?

 

(update 3 februari 2023)

De MUS-telling (Meetnet Urbane Soorten) van Sovon is sinds 2007 de enige jaarlijkse gestandaardiseerde landelijke telling van gierzwaluwen.  Het is een vijf minuten punttelling (van rond vliegende vogels) in stedelijk gebied, drie maal per jaar (vooral de 3e, de avondtelling, is van belang voor de gierzwaluw) waarbij alle vogelsoorten geteld moeten worden. De telling wordt in ca. 800 (2021) postcodegebieden met elk twaalf telpunten uitgevoerd. Op ieder punt moet gedurende 5 minuten het hoogste aantal tegelijk waargenomen vogels worden genoteerd.

- Project MUS van Sovon

- Nieuwsbrieven MUS

 

De MUS-tellingen zijn verwerkt in de jaarlijks gepubliceerde Vogelbalans van Sovon maar hoort daar eigelijk niet in thuis. DE grafiek geeft de gemiddelde toe- of afname per jaar sinds 1990 maar van de gierzwaluw is die alleen bekend sinds 2007 (uit de MUS-tellingen). De grafiek toont een significante afname van gemiddeld ca. 0,5% per jaar sinds 1990. Dat zou een totale afname van ca. 15% sinds 1990 betekenen. Vanaf 2007 gerekend zou dat -7% zijn.

Volgens de MUS-trend 2007-2021 is er een "significante afname van minder dan 5% per jaar".

 

Sovon: Vogelbalans 2022.

De aangegeven percentages betreffen volgens de toelichtende tekst de gemiddelde toe- of afname per jaar sinds 1990.

 

- Sovon - Vogelbalansen

 

Op de gierzwaluwpagina van Sovon wordt aangenomen dat de MUS-trend van vliegende vogels gelijk is aan de broedvogeltrend. De rode punten in de grafiek hieronder zijn de jaardata volgens MUS, 2007 = 100% .

 

De broedpopulatie over 2018-2020 wordt geschat op 45.000-70.000 paren.

 

 

 

 

 

 

In de vogelbalans 2019 werd extra aandacht aan de gierzwaluw besteed. Er staan o.a. aantallen broedparen vermeld in vijftien steden/dorpen waar intensief werd geteld. Het landelijk gemiddelde kwam op 249 inwoners per broedpaar. De variatie is erg groot. In Delft is er voor elke 897 inwoners een paartje gierzwaluw en de hoogste dichtheid werd gevonden in Woudsend waar (in 2013) elke 15 inwoners van een paartje konden genieten. Zie broedplaatsen Woudsend 2008-2015.

- Sovon - broedvogels 2019 (gierzwaluw op p. 94-97)

 

 

Gierzwaluwindexen in vier landen en Europa

(volgens aantallen getelde rondvliegende vogels, 2007 = 100. UK-2020 ontbreekt door gevolgen Corona maatregelen, bron MUS-NL: Netwerk Ecologische Monitoring, Sovon/CBS)   

 

 

De licht dalende / nagenoeg stabiele 'MUS'-trends in Nederland en Zwitserland vallen op ten opzichte van de sterk dalende lijnen in Engeland en Duitsland (zie resultaten Duitse tuinvogeltelling 2006-2022 ). In het UK ( zie BBS-indexen ) ging de gierzwaluw (en de huiszwaluw) in december 2021 van de oranje (amber) naar de rode lijst, zie bericht The Guardian 1-12-2021.

 

Momenteel lijken de sterk dalende Duitse en Engelse trends helder maar een bijna halvering van het broedbestand in 12 jaar in de UK zou toch wel erg spectaculair zijn. Er is ook geen land waar zoveel nestkasten voor gierzwaluwen zijn opgehangen. Vooral in Denemarken maar ook in Duitsland zien we grote jaarlijkse fluctuaties.

 

Aantaltellingen Noord-Holland

Noord-Hollands Landschap heeft een speciaal op de gierzwaluw gerichte, langer lopende telling georganiseerd. Van 2012 t/m 2016 werden aantaltellingen van vliegende vogels vanaf hoge punten in steden georganiseerd. 67 vrijwilligers hebben op 15 tellocaties drie keer per jaar in de avond aantallen geteld tussen 15 juni en 15 juli. In een dagbladartikel (IJmuider Courant 23 juni) meldt organisator Peter Mol dat de aantallen in Noord-Holland gelijk zijn gebleven en in West-Friesland zelfs iets zijn  toegenomen. Op een aantal locaties worden de tellingen voortgezet en in najaar 2021 verschijnt een verslag over de tweede vijf jaar.

- Twitterbericht 23-7 met krantenartikel.

- Het onderzoeksverslag

- Mijn reactie op het onderzoek op nieuwspagina 2017

 

Achteruitgang in Europa ?

 

update 18 december 2022

Over een langere periode werd de trend van de gierzwaluw voor de Europese populatie steeds als stabiel aangeduid. Onlangs kwamen de nieuwe cijfers van PECBMS beschikbaar voor 168 soorten over 1980 t/m 2019. De gierzwaluwtrend over 1980-2019 wordt nog steeds als "stabiel" (+4%) aangeduid (minder dan 5% wijziging). In de 10 jaar van 2007-2015 wordt een toch wel opmerkelijke achteruitgang van 120 naar 90 % genoteerd. De laatste vijf jaar is het niveau nagenoe stabiel rond die 90% ten opzichte van startjaar 1980.

 

Europese index gierzwaluw, huiszwaluw en boerenzwaluw 1980 - 2021

 

 

De landengegevens (29) voor de gierzwaluw zijn allemaal verkregen door het op de een of andere manier tellen van rondvliegende vogels, zoals MUS in NL en de tuinvogeltelling in Duitsland. Het is de vraag hoeveel deze gegevens zeggen over de broedvogelstand. In de figuur de gierzwaluw (rood), boerenzwaluw (blauw) en huiszwaluw (groen).

 

 

 

 

 

Bron:

Europese trend broedvogels 1980-2021

(vink soortnaam in de tabel aan en kies "show" voor grafiek)

 

In december 2020 verscheen de tweede Europese Broedvogelatlas (EBBA2) met de data van 556 soorten broedvogels in de periode 2013-2017. De verspreiding (het gebied van voorkomen) wordt daar aangegeven als gelijk gebleven sinds de vorige atlasperiode van rond 1980. Atlas van 4 kilo en 1.000 p. te bestellen bij Lynxeds voor 90 Euro. 

Hier staan de data van de gierzwaluw in alle Europese landen..

 

Denemarken

De Deense index is ook gebaseerd op een soort MUS-telling (punttelling van 5 minuten), eenmaal per jaar.

 

De trend 1978 - 2020, 1977 = 100%

 

 

- Deense Gierzwaluwtrends 1978-2021.

 

Verenigd Koninkrijk

In het Verenigd Koninkrijk is de trend volgens de BBS-telling spectaculair dalend met maar liefst - 58% sinds 1995. De soort belandde op de oranje lijst (amber) en in december 2021 op de rode lijst. Zie beschrijving van de telmethode in de BBS (Breeding Bird Survey)

 

UK-BBS-index 1994-2021. 2020 ontbreekt ivm Corona maatregelen. Zie BBS-indexen

 

Zie overzicht alle jaarverslagen BBS.

De 1e telling is in de periode 1 april-15 mei en de 2e van 15 mei - 30 juni. Er wordt gedurende 1,5 u. geteld langs twee lijnen van een kilometer (elk verdeeld in 200 meter transecten) in willekeurig landelijk geselecteerde 1-km-hokken, dus ook veel in landelijk gebied. Sinds 1994 liep het aantal tellingen op van bijna 2.000 naar ruim 4.000 in 2018. Trend UK  1994 - 2017.

 

Zie ook de resultaten voor de gierzwaluw volgens de UK-atlas 2007-2011 bij Action for Swifts. Daarin wordt de dalende trend over de laatste 40 jaar bevestigd.

De RSPB organiseerde sinds 2009 ook een landelijke telling van "screaming partys".  Zie: UK- tellingen 2009-2014. (met link naar verslag over 2014.)

 

Zwitserland

 

In Zwitserland is het bestand sinds 1999 nagenoeg stabiel met jaarlijkse variaties tussen minimaal 93% en maximaal 112% rond het gemiddelde (2000 = 100%).

 

Zie: Vogelwarte.ch-mauersegler (mooie gierzwaluwpagina met veel info !)

 

 

 

 

 

 

Spanje

Onderzoek in Spanje houdt het op een verlies van 33% sinds 1996, overeenkomend met een afname van meer dan 11 miljoen vogels. Zie: SEO - birdlife.

 

 

Is de gierzwaluw telbaar ?

 

De vraag is of rondvliegende gierzwaluwen betrouwbaar geteld kunnen worden en of de trend van aantallen rondvliegende vogels iets zegt over de broedvogelstand (ca. 50.000 volgens de nieuwe Sovon-vogelatlas 2013-2015).

 

Rondvliegende gierzwaluwen tellen is lastig, vooral bij hoge aantallen (in Woudsend bleek het aantal uit foto's van grotere groepen soms wel  dubbel zo groot te zijn als volgens telling op zicht). De aantallen variëren verder sterk met het tijdstip op de dag, in het seizoen en met het weer. In Spanje is dat onderzocht. In 2017 werd het resultaat van de jaarlijkse telling (twee maal per jaar) vergeleken met de uitkomsten van een dagelijkse trajecttelling over 2 kilometer van maart tot september. Het bleek dat het hele voorjaar minstens een keer per week geteld zou moeten worden om een betrouwbaar beeld van de aantallen te krijgen. Zie: Spaans paper met Engelse samenvatting.

 

Maar zelfs als er goed en systematisch geteld zou kunnen worden, is er nog de problematische relatie met de omvang van het broedbestand. Daar is overigens onlangs in Kollum een onderzoek naar gedaan, zie verslag in Gierzwaluwbulletin van GBN, mei 2019 , p. 12-13. De verhouding varieert o.a. sterk in de loop van het seizoen en met de staat van de kolonie (gesloopt, stabiel of in ontwikkeling).

 

Hieronder kom ik na bespreking van een aantal mogelijke factoren die van invloed zijn op het telresultaat tot de conclusie dat de index vooral door de weerssituatie en het tijdstip op de avond van de telling wordt bepaald. Het verband tussen aantal getelde vogels en aantal broedvogels is eigenlijk niet bekend (varieert vooral sterk binnen het seizoen). De index informeert waarschijnlijk nergens over, ook niet over het aantal rondvliegende vogels.

 

Rick Wortelboer van GBN analyseerde de cijfers van Sovon over de eerste vijf jaar en kwam tot een vergelijkbare conclusie en deed enige aanbevelingen, zie: Gierzwaluw en MUS, Gierzwaluwbulletin 2012-2 p. 5-6.

 

Publicatie van MUS-resultaten suggereert m.b.t. de gierzwaluw ten onrechte  dat we er iets van weten en kan dus beter achterwege blijven.

 

Het weer

Sovon schreef in de nieuwsbrief van maart 2012 over 5 jaar MUS en de Gierzwaluw: "Opvallend is dat de huizenbroeders gierzwaluw en huismus in de groep van lichte toename zitten. Met name voor de Gierzwaluw is de toename verrassend omdat de derde telperiode in 2011 zo regenrijk was. Blijkbaar wachten veel MUS-tellers de gunstige omstandigheden af om de telling te doen". En in het begeleidend schrijven bij de  MUS-nieuwsbrief van augustus 2012 over de voorlopige resultaten in 2012 (met minder gierzwaluwen dan in 2011) wordt gesteld dat nadere analyse van het weer tijdens de tellingen meer duidelijkheid moet geven over de oorzaak van de daling in 2012.

Inderdaad, hoe beter weer hoe meer gierzwaluwen, dat weet iedereen die er naar omkijkt. In 2011 en 2015 heb ik dat in Woudsend onderzocht met een dagelijkse telling. De relatie van het aantal vogels met de maximum dagtemperatuur was bijna 1 : 1.

 

Fig. 1 Gemiddelde dagtemperatuur en aantal gierzwaluwen

Woudsend, 19 april - 17 augustus 2015

 

 

Het aantal vogels werd bepaald als een maximum aantal tegelijkertijd aanwezig rond 21 h., gedurende 5 minuten boven mijn woonhuis. Per 5 minuten werd het aantal een keer of 5-10 bepaald. Tijdens vele honderden tellingen voor de Friese provinciale telling in 2011 en 2012 is dit een betrouwbare manier van tellen gebleken. (Zie Friese gierzwaluwtellingen)

Voor de temperatuur (daggemiddelde van 24 uur) werd het gemiddelde genomen van de stations Stavoren en Leeuwarden.

Eind mei - begin juni nemen de aantallen toe door de aankomst van de niet broedvogels. Tijdens het broeden nemen de aantallen af doordat een van beide vogels continue op het nest zit. Na half juni nemen de aantallen geleidelijk toe doordat beide broedvogels ongeveer een week na het uitkomen van de jongen gaan vliegen. Half juli nemen de aantallen ook  toe, maar daarvan is de oorzaak onduidelijk (uitgevlogen jongen? concentraties van meerdere kolonies ? Trek uit buitenland?).

 

Een analyse van het weer tijdens de tellingen is dus een eerste vereiste om de indexen in een realistischer perspectief te kunnen plaatsen. Maar in Sovon-Nieuws 2013-1 met de definitieve cijfers, wordt hier niet op terug gekomen. Er is en wordt geen analyse van de invloed gemaakt. In de Stadsvogelbalans 2012 wordt gesteld dat "het weer van grote invloed is op het voedsel en dus het voorkomen van deze soort". Toch wordt aangenomen dat de berekende trend van betekenis is en er wordt onder andere uit opgemaakt dat 'de afname' zich manifesteert in de vooroorlogse wijken en dat deze niet opweegt tegen de vooruitgang in sommige naoorlogse wijken. Onduidelijk is of men hier met "afname" uitsluitend het aantal getelde rondvliegende vogels bedoelt of ook de broedvogelstand.

 

 

Is er wel een significante trend?

De gegevens t/m 2011 zijn ook door Rick Wortelboer van GBN (Gierzwaluwbescherming Nederland) geanalyseerd. Het blijkt dat van de 5.695 telpunten, die van 2007 t/m 2001 geteld zijn, er maar 1.665 (28%) in alle jaren zijn geteld. Sovon heeft met behulp van het programma TRIM (van CBS) de overige ontbrekende punten geïnterpoleerd en daarmee de trend berekend. Maar als er alleen naar die 5-jaars-punten wordt gekeken, blijkt dat er daarvan 32 een significante negatieve trend (afname) hadden en nagenoeg evenveel (29) een positieve trend (toename). 93% van de telpunten hebben geen significante toe- of afname. Bovendien is er een zeer grote variatie in de aantallen per telpunt. Wortelboer vermoedt ook dat dit met het weer te maken heeft en hij concludeert "dat er met de beschikbare cijfers geen toe- of afname in de aantallen vastgesteld kan worden ". (Zie Gierzwaluwbulletin 2012 nr. 2 voor zijn verslag: Gierzwaluw in MUS.)

 

Telsysteem niet helder

De voorgeschreven telmethode roept vraagtekens op bij de duiding van de telresultaten. Elke MUS-plot bestaat uit 12 telpunten binnen een postcodegebied (1e 4 cijfers). De eerste twee MUS-tellingen vinden 's morgens vroeg plaats, de 3e in de avond tussen 15 juni en 15 juli. Bij elke telling heeft men dus een periode van een maand om een teldag te kiezen.

Op elk telpunt worden gedurende 5 minuten van alle soorten "alle waargenomen (gehoor of zicht) individuele vogels met terreinbinding geregistreerd". Voor de Gierzwaluw geldt de volgende aanwijzing: "Zowel laag als hoog vliegende groepen moeten geteld worden. Maar als een hoogvliegende groep op meerdere punten wordt gezien, moet deze maar op 1 punt vermeld worden". Vooral hoog vliegende groepen bestaan veelal uit grote aantallen. 

 

Gierzwaluwen vliegen erg onregelmatig (hoog, laag, afwezig, aanwezig, weinig, veel), ook binnen die 5 minuten. Bij de index-berekening werden groepen van meer dan 50 niet meegeteld, maar na overleg met GBN worden die weer wel meegeteld sinds 2012 "omdat het bij de Gierzwaluw niet nodig is om te voorkomen dat grote groepen de trend bepalen". Toch wat vreemd want verzamelvluchten kunnen enorme aantallen omvatten, zijn erg wisselend  aanwezig en eigenlijk niet te tellen. Maar de herziene berekening had geen wijziging van de indexen tot gevolg.

Om een beetje relevante indruk te krijgen zijn 5 minuten alleen al voor de gierzwaluw hard nodig, maar in die vijf MUS-minuten moeten alle soorten geteld worden.

 

In een Spaanse studie wordt aannemelijk gemaakt dat voor de gierzwaluw twee tellingen in het voorjaar (transecttellingen over 2 km) i.v.m. de sterk wisselende aanwezigheid volstrekt onvoldoende zijn om een indruk van het werkelijke aantal te krijgen. Minimaal een wekelijkse telling zou noodzakelijk zijn. Zie samenvatting: Telsysteem voor huiszwaluw en gierzwaluw, Madrid .

 

Teltijdstip heeft grote invloed

Rond 21 u. worden de meeste gierzwaluwen geteld. In de MUS-nieuwsbrief 2013 - 2 presenteerde Sovon een grafiekje met de gemiddelde aantallen per telpunt (12 per telling, 500 tellingen) over de avondtelling van de eerste 5 MUS-jaren, afhankelijk van het begintijdstip van de telling (die ongeveer 5 kwartier kost). Het blijkt dat de aantallen bij tellingen die rond 20.30 beginnen bijna dubbel zo hoog zijn als om 19 u. (men mag tellen tussen 19 en 22 uur). In elk jaar is dit patroon "grofweg hetzelfde", aldus Sovon.

 

 

Gemiddeld aantal Gierzwaluwen per telpunt,

naar begintijdstip van de telling (12 telpunten per telling). (bron: Sovon). Zie: MUS-nieuwsbrief 2013-2 met o.a. aantal naar teltijdstip.

 

 

 

 

 

 

Hoe de teltijdstippen verdeeld waren over de avond en in welke mate dit van invloed is geweest op de index, wordt niet vermeld. Als de tellingtijdstippen niet representatief waren zou de index daarvoor gecorrigeerd moeten worden. Om de invloed beperkt te houden wordt men nu alsnog opgeroepen om "op hetzelfde tijdstip te beginnen als altijd". Als dat verschillende tijdstippen waren wordt niet aangegeven welk tijdstip dan de voorkeur heeft.

 

Aantallen vogels en broedgevallen

Tenslotte moet (zeker bij de Gierzwaluw) altijd de vraag gesteld worden of het aantal rond vliegende vogels een maat is voor het aantal broedgevallen.

In Drenthe bleek het aantal broedplaatsen echter vier tot vijf maal groter dan geschat op basis van rondvliegende vogels. En in Noordwijk bleek het broedbestand twee tot drie maal groter.

VBN en Sovon nemen een 1 op 1 relatie aan tussen aantallen rondvliegende en broedende vogels in de Stadsvogelbalans 2013 als zij stellen dat "het tempo van kolonisatie (van nieuwbouwwijken) niet opweegt tegen de snelheid waarmee de oude wijken als broedgebied ongeschikt raken".

 

Bij de Gierzwaluw wordt in de regel aangenomen (onderzoek mij onbekend) dat 60 tot 80% van de rondvliegende vogels (nog) geen broedvogel is maar nestzoeker. Maar die verhouding varieert sterk van jaar tot jaar en vooral binnen de drie maanden broedseizoen. En meer vliegende vogels zou zelfs kunnen wijzen op minder broedvogels omdat er veel dakloos geworden zijn. Dat is geen flauwe grap; dakloos geworden gierzwaluwen van een gesloopte wijk vliegen wel 1-3 jaar rond voordat zij een nieuwe broedplaats hebben gevonden en ook de bijbehorende jongere nestzoekers blijven bij die gesloopte kolonie hangen.

 

Gert de Jong deed onderzoek naar de relatie tussen aantallen rondvliegende vogels en het broedbestand in Kollum, zie gierzwaluwbulletin 2019-1 van Gierzwaluwbescherming Nederland.  Voor zover ik weet is voor het eerst in NL een relatie vastgesteld tussen het aantal rondvliegende vogels boven een buurt / wijk en het aantal nestplaatsen.

 

Conclusies

 

Een en ander moet tot de conclusie leiden dat er een erg grote kans is dat het getelde aantal rondvliegende vogels (zoals in de MUS-tellingen) tamelijk willekeurig is. Vooral het weer en het teltijdstip speelt een doorslaggevende rol bij de getelde aantallen. Maar ook de manier van tellen en de persoonlijke invulling daarvan kan een deel van de grote variaties verklaren. Mocht na vele jaren tellen (beter en systematischer) en grondige analyse blijken dat er toch een trend is dan weten we nog niet of dat ook het aantal broedvogels betreft.

 

Tellingen en inventarisaties (vnl. broedplaatsen)

 

1. Landelijk

- Stadsvogeltelling MUS van Sovon

- MUS: Tijdstip van telling bepaalt aantal

- De gierzwaluwstand bij Sovon

- Sovon vogelatlas '13-'15 : 40.000 - 60.000 broedparen

- Waarnemingen zomer 1919 - Ardea

 

2. Regionaal

- Delfland tellingen 1990-2010

- Delfland, telling 2012

- Fryslân, details van 160 nestadressen

- Fryslân, verslag 388 punttellingen 2011.pdf

- Fryslân, kunstnestbezetting 2003 - 2011.pdf

- Noord-Holland- 5 en toen 10 jaar tellingen - bericht bij Landschapsbeheer

Het onderzoeksverslag

Mijn reactie op het NH-onderzoek

Tellingen-NH-Instructie.doc

Tellingen-NH-formulier.xls

- Westland in 2021: 113 nesten gevonden in 11 dorpen.

 

3. Lokaal

- Amsterdam, kaart met 2.600+ broedplaatsen

 

Oudste, gedocumenteerde waarneming van 1670, op een schilderij, iets onder de linker vleugelpunt van de grote boerenzwaluw:  waarneming.nl - 1e Amsterdamse gierzwaluw 1670.

Zie Ruud Vlek, Amsterdamse Vogelhistorie 1285-1999.pdf , p. 28-29

(Speciale aflevering van De Gierzwaluw, kwartaaltijdschrift van Vogelwerkgroep Amsterdam, jaargang 38, december 2000)

 

- Amersfoort,  1e tellingen 2017, in Straatgras 2017-1  en

tellingenverslag t/m 2018 en idem 691 broedplaatsen t/m 2019

- Amstelveen, tellingen 2016

- Apeldoorn, tellingen en monitoring nestkasten via SMP

- Arnhem e.o. , broedplaatstelling 2003

Bennekom, nestkastentelling 1988-2018

- Boxtel, broedpaatsen zoeken 2015 en 2016

- Dedemsvaart - nestentelling

- Delft, 2008. 106 broedparen

 - Enschede nestkastkolonie. Kies: "algemeen - jaarverslagen"

- Groningen, filmpje over stadstelling 2014  en

       - stadstellingen 2001 en 2014 en nestkastbezettingen, Grauwe Gors 2016

- Haarlem, 10 jaar nestkastbezetting Garenkokerskwartier, in Fitis 38 -4

- Hilversum, broedplaatseninventarisatie 1985

- IJmuiden, eindelijk bezette nestkasten in o.a. de Trompstraat, Fitis 2009-3

- Kollum, vliegende vogels en broedplaatsen, GBN-bulletin 2019-1 .

- Leiden, broedplaatsentelling 2011

- Lochem, aantaltelling 1992-2014

- Maarssen, nestadressen en kaart 2016-2019

- Noordwijk - gierzwaluwspecial, tellingen '93-'03, Strandloper april-2005, p.11-39 (pdf)

- Noordwijk, 5-jaars tellingen '93-'05, Strandloper dec. 2009, p. 15-26 (.pdf)

- Noordwijk-20 jaar tellingen '93 - '13, Limosa 88 (2015) p.164-172(.pdf) 

- Noordwijk, 6e 5-jaarstelling '93-'18, Strandloper maart 2020, p 43-49 (.pdf)

- Oisterwijk - IVN-gierzwaluwen

- Oisterwijk-jaarverslag 2017

- Tilburg, 9 jaar nestkastkolonie

- Utrecht, bezetting van 1.424 kuntsnesten 2018-2022

- Velp, ontwikkeling neststeenkolonie sinds 1996

- Waardenburg, kasteel: Nestkastenbezetting 2011-2017

- Wijhe, kaartje met nestlocaties 2013

- Woudsend, broedplaatstellingen 2008 - 2015

- Zwolle, kolonies zoeken, broedplaatsen tellen

 

4. Handleidingen telsystemen

 

- "Zo tel je gierzwaluwen", Sovonnieuws, 2015-1

- Tips en trucs voor nesten zoeken

- Alles over MUS van Sovon

 

Op 9 augustus 1978 werd door Aart Vink het hoogste aantal foeragerende gierzwaluwen in Nederland waargenomen, ca. 40.000 boven Flevoland.

Hij is op waarneming.nl met 6.323 stuks ook de aanvoerder van de lijst met meeste gierzwaluwwaarnemingen. Ondergetekende staat tweede met ruim 3.321  stuks (stand januari 2023), zie: Waarneming.nl-Gierzwaluw-soortinfo.

 

+++++++++++++++

 

Jaap Langenbach

jaaplangenbach@ziggo.nl

Willemstraat 38 3511 RK Utrecht

06 -3849 7474

  Begin pagina