Ontwikkeling broedbestand

 

 

Op de gierzwaluwpagina van Sovon zijn de rode punten in de grafiek de jaardata volgens MUS, 2007 = 100% .

 

Gierzwaluwnieuws 2023

  Overige gierzwaluwpagina's - Contact

 

 

 

Broedbestand Nederland licht dalend?

 

(update 28 december 2023)

De MUS-telling (Meetnet Urbane Soorten) van Sovon is sinds 2007 de enige jaarlijkse gestandaardiseerde landelijke telling van gierzwaluwen.  Het is een vijf minuten punttelling (van rond vliegende vogels) in stedelijk gebied, drie maal per jaar (vooral de 3e, de avondtelling, is van belang voor de gierzwaluw) waarbij alle vogelsoorten geteld moeten worden. De telling wordt in ca. 840 (2023) postcodegebieden met elk twaalf telpunten uitgevoerd. Op ieder punt moet gedurende 5 minuten het hoogste aantal tegelijk waargenomen vogels worden genoteerd.

 

 

 

- Project MUS van Sovon

- Nieuwsbrieven MUS

- Sovon, indexen en aantallen

- Alles over MUS van Sovon

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De MUS-telling is opgenomen in de jaarlijkse Vogelbalans van Sovon maar hoort daar eigenlijk niet in thuis. De grafiek toont nl. de gemiddelde toe- of afname per jaar sinds 1990 maar van de gierzwaluw is dat dus alleen bekend sinds 2007 (uit de MUS-tellingen).

 

Sovon: Vogelbalans 2022.

De aangegeven percentages betreffen volgens de toelichtende tekst de gemiddelde toe- of afname per jaar sinds 1990.

Sovon - Vogelbalansen 2009- 2023

 

In de grafiek over 2023 kan een afname van gemiddeld - 0,55 % per jaar sinds 1990 worden afgelezen. Dat zou dus een totale afname van ca. 17% sinds 1990 betekenen.

Volgens de MUS-trend 2007-2023 is er een "significante afname van minder dan 5% per jaar" en "in de laatste 12 jaar was er geen significante aantalsverandering". De MUS-index van 2023 was 95%, t.o.v. 100% in 2007.

 

De broedpopulatie over 2018-2020 wordt geschat op 45.000-70.000 paar, zie Sovon-gierzwaluw-aantallen en trends

 

In de vogelbalans 2019 werd voor het laatst extra aandacht aan de gierzwaluw besteed. Er staan o.a. aantallen broedparen vermeld in vijftien steden/dorpen waar intensief werd geteld. Het landelijk gemiddelde kwam op 249 inwoners per broedpaar. De variatie is erg groot. In Delft is er voor elke 897 inwoners een paartje gierzwaluw en de hoogste dichtheid werd gevonden in Woudsend waar (in 2013) elke 15 inwoners van een paartje konden genieten. Zie broedplaatsen Woudsend 2008-2015.

- Sovon - broedvogels 2019 (gierzwaluw op p. 94-97)

 

 

Achteruitgang in Europa ?

 

update 18 december 2022

Over een langere periode werd de trend van de gierzwaluw voor de Europese populatie steeds als stabiel aangeduid. Onlangs kwamen de nieuwe cijfers van PECBMS beschikbaar voor 168 soorten over 1980 t/m 2019. De gierzwaluwtrend over 1980-2019 wordt nog steeds als "stabiel" (+4%) aangeduid (minder dan 5% wijziging). In de 10 jaar van 2007-2015 wordt een toch wel opmerkelijke achteruitgang van 120 naar 90 % genoteerd. De laatste vijf jaar is het niveau nagenoe stabiel rond die 90% ten opzichte van startjaar 1980.

 

Europese index gierzwaluw, huiszwaluw en boerenzwaluw 1980 - 2021

 

 

De landengegevens (29) voor de gierzwaluw zijn allemaal verkregen door het op de een of andere manier tellen van rondvliegende vogels, zoals MUS in NL en de tuinvogeltelling in Duitsland. Het is de vraag hoeveel deze gegevens zeggen over de broedvogelstand. In de figuur de gierzwaluw (rood), boerenzwaluw (blauw) en huiszwaluw (groen).

Europese trend broedvogels 1980-2021

(vink soortnaam in de tabel aan en kies "show" voor grafiek)

 

In december 2020 verscheen de tweede Europese Broedvogelatlas (EBBA2) met de data van 556 soorten broedvogels in de periode 2013-2017. De verspreiding (het gebied van voorkomen) wordt daar aangegeven als gelijk gebleven sinds de vorige atlasperiode van rond 1980. Atlas van 4 kilo en 1.000 p. te bestellen bij Lynxeds voor 90 Euro. 

Hier staan de data van de gierzwaluw in alle Europese landen..

 

Verenigd Koninkrijk

In het Verenigd Koninkrijk is de trend volgens de BBS-telling spectaculair dalend met maar liefst - 58% sinds 1995. De soort belandde op de oranje lijst (amber) en in december 2021 op de rode lijst. Zie beschrijving van de telmethode in de BBS (Breeding Bird Survey)

 

UK-BBS-index 1994-2022.  2020 ontbreekt ivm Corona maatregelen. Zie BBS-indexen

 

 

Zie overzicht alle jaarverslagen BBS.

De 1e telling is in de periode 1 april-15 mei en de 2e van 15 mei - 30 juni. Er wordt gedurende 1,5 u. geteld langs twee lijnen van een kilometer (elk verdeeld in 200 meter transecten) in willekeurig landelijk geselecteerde 1-km-hokken, dus ook veel in landelijk gebied. Sinds 1994 liep het aantal tellingen op van bijna 2.000 naar ruim 4.000 in 2018. Trend UK  1994 - 2017.

 

Zie ook de resultaten voor de gierzwaluw volgens de UK-atlas 2007-2011 bij Action for Swifts. Daarin wordt de dalende trend over de laatste 40 jaar bevestigd.

 

Dick Newell deed een poging om te berekenen hoeveel paartjes er nu nog over zijn en hoeveel er verloren zijn gegaan sinds 1994. Het verhaal kent wel erg veel aannames, schattingen, veronderstellingen en slechts een enkel (niet zo zeker) referentiepunt voor de twee reeksen met absolute aantallen. Het aantal verloren paartjes van 1994-2022 zou volgens hem wel eens 1,37 miljoen kunnen zijn in plaats van de nu veronderstelde 180.000 ! De conclusie is (onder aanname dat verdwijnende broedplaatsen de oorzaak zijn van de achteruitgang) dat er nog veel meer nestkasten geplaatst moeten worden.

Zie artikel in British Birds, aflevering 2024 - 3. : "Wordt de Britse gierzwaluwpopulatie onderschat?"

 

 

Gierzwaluw UK op rode lijst door klimaatverandering?

Tot voor kort waren er wel vermoedens (afnemende nestgelegenheid en voedsel) over de oorzaken van de afname maar geen bewijzen. Maar eind oktober 2022 werd daarover een onderzoek gepubliceerd. Sterke vermoedens dat de vaak veronderstelde dramatische afname van het insectenbestand en/of de beschikbaarheid van geschikte nestgelegenheid  een rol speelt konden niet bevestigd worden. Maar de UK wordt al jaren geplaagd door slechte zomers met soms ongekend zware overstromingen door hevige regenval in korte tijd. En zowaar werd er wel een verband gevonden tussen slechte zomers (koud, regen) en de overlevingskans van eerstejaars vogels / mislukte broedsels, dus indirect toch insectenaanbod.

 

Dat het niet aan de insectenstand ligt wordt door velen wel gedeeld. Gierzwaluwen zijn zeer flexibel en passen hun dieet makkelijk aan aan wat beschikbaar is. Ze zijn niet afhankelijk van een klein aantal soorten en zijn ze in staat om dagelijks ver te vliegen naar gebieden met voldoende voedsel. Giftige insecten (pesticiden) zouden wel een probleem kunnen zijn.

Als gebrek aan broedplaatsen het probleem zou zijn is het opmerkelijk dat het juist in Engeland, waar erg veel nestkasten werden opgehangen, zo slecht gaat. Of zou het er zonder die misschien wel 100.000-en  kasten nog slechter voorstaan?

 

Aan slecht weer is niet veel te doen en de onderzoekers bepleiten daarom maar om door te gaan met het beschikbaar stellen van geschikte broedgelegenheid en bij landschapsbeheer rekening te houden met kansen voor insectenpopulaties (die het ook goed doen bij slecht weer). Zie papersamenvatting 31-10-2022. (ik kon de paper nog niet lezen). Kijk voor reacties ook op het internationale gierzwaluwforum.

 

- Bericht The Guardian over de rode lijst, 1-12-2021

 

John Stimpsom met een prijs voor zijn nestkastenbouw (hier model Voordorp).

 

Alleen hij al besteedde de laatste 13 van zijn nu 80 levensjaren aan het maken van ruim 30.000 nestkasten. Zie bericht The Guardian, 20-1-2022.

 

De gierzwaluw is bovenmatig populair in de UK. Er werden al vele, vele tienduizenden nestkasten geplaatst.  

De populariteit blijkt verder ook uit maar liefst 100 lokale groepen en vele 10-tallen X - accounts die werken aan bescherming. Hier staan ze op Google Maps met info over de activiteiten.

 

Er is ook een hele mooie databank voor gierzwaluwwaarnemingen waar driftig gebruik van wordt gemaakt. In een enkele zomermaand worden meer dan 1.000 bezette nesten gemeld. Zie: https://www.swiftmapper.org.uk/ . Kies het trechtertje voor filters. Je kunt bijvoorbeeld ook 2.500 locaties met gegevens van nestkastprojecten selecteren en bekijken en ook  waarnemingen per gebied / waarnemer en de data in csv downloaden. Net zoiets als waarneming.nl dus maar wel veel handiger om mee om te gaan omdat alles vanaf dezelfde pagina is te selecteren.

 

Vurig pleidooi voor verplichte nestkasten in nieuwbouw

Op 5 november '22 hield schrijfster Hannah-Bourne Taylor in Hyde Park Londen in het kader van de "feather Speeches" (bijna naakt, en geheel beschilderd met veren en gierzwaluwen) een hartstochtelijk pleidooi voor en "bij monde van"  de gierzwaluw. Daarna liep ze naar nr. 10 om een brief aan minister Sunak voor te lezen. Met de oproep om een petitie voor verplichte neststenen in nieuw- en verbouw te tekenen. Hier staat de petitie. Op 8 april 2023 werd de 100.000 gepasseerd en zou er parlementaire behandeling plaats moeten vinden. Die is inmiddels akkoord en was op 10 juli 2023.

 

De regering wil niet naar een wettelijke verplichting. Maar na een vurig pleidooi in de House of Lords van enige leden van regering en oppositie zei de minister wel bereid te zijn om te bezien of er door middel van beleidsregels iets gedaan kan worden.

De speech is o.a. te zien via Twitter: Feather Speech over de Gierzwaluw in Hyde Park, 5-11-2022

 

Spanje

Onderzoek in Spanje houdt het op een verlies van 33% sinds 1996, overeenkomend met een afname van meer dan 11 miljoen vogels. Zie: SEO - birdlife.

 

Denemarken

De Deense index is ook gebaseerd op een soort MUS-telling (punttelling van 5 minuten), eenmaal per jaar.

Deense Gierzwaluwtrends 1978-2021.

 

 

Is de gierzwaluw telbaar ?

 

De vraag is of rondvliegende gierzwaluwen betrouwbaar geteld kunnen worden zoals in het NMUS-project, en of de trend van aantallen rondvliegende vogels iets zegt over de broedvogelstand.

 

Rondvliegende gierzwaluwen tellen is lastig, vooral bij hoge aantallen (in Woudsend bleek het aantal uit foto's van grotere groepen soms wel  dubbel zo groot te zijn als volgens telling op zicht). De aantallen variëren verder sterk met het tijdstip op de dag, in het seizoen en met het weer. In Spanje is dat onderzocht. In 2017 werd het resultaat van de jaarlijkse telling (twee maal per jaar) vergeleken met de uitkomsten van een dagelijkse trajecttelling over 2 kilometer van maart tot september. Het bleek dat het hele voorjaar minstens een keer per week geteld zou moeten worden om een betrouwbaar beeld van de aantallen te krijgen. Zie: Spaans paper met Engelse samenvatting.

 

Maar zelfs als er goed en systematisch geteld zou kunnen worden, is er nog de problematische relatie met de omvang van het broedbestand. Daar is overigens onlangs in Kollum een onderzoek naar gedaan, zie verslag in Gierzwaluwbulletin van GBN, mei 2019 , p. 12-13. De verhouding varieert o.a. sterk in de loop van het seizoen en met de staat van de kolonie (gesloopt, stabiel of in ontwikkeling).

 

Hieronder kom ik na bespreking van een aantal mogelijke factoren die van invloed zijn op het telresultaat tot de conclusie dat de MUS-index vooral door de weerssituatie en het tijdstip op de avond van de telling wordt bepaald. Het verband tussen aantal getelde vogels en aantal broedvogels is eigenlijk niet bekend (varieert vooral sterk binnen het seizoen). De index informeert waarschijnlijk nergens over, ook niet over het aantal rondvliegende vogels.

 

Rick Wortelboer van GBN analyseerde de cijfers van Sovon over de eerste vijf jaar en kwam tot een vergelijkbare conclusie en deed enige aanbevelingen, zie: Gierzwaluw en MUS, Gierzwaluwbulletin 2012-2 p. 5-6.

 

Publicatie van MUS-resultaten suggereert m.b.t. de gierzwaluw ten onrechte  dat we er iets van weten en kan dus beter achterwege blijven.

 

Het weer

Sovon schreef in de nieuwsbrief van maart 2012 over 5 jaar MUS en de Gierzwaluw: "Opvallend is dat de huizenbroeders gierzwaluw en huismus in de groep van lichte toename zitten. Met name voor de Gierzwaluw is de toename verrassend omdat de derde telperiode in 2011 zo regenrijk was. Blijkbaar wachten veel MUS-tellers de gunstige omstandigheden af om de telling te doen". En in het begeleidend schrijven bij de  MUS-nieuwsbrief van augustus 2012 over de voorlopige resultaten in 2012 (met minder gierzwaluwen dan in 2011) wordt gesteld dat nadere analyse van het weer tijdens de tellingen meer duidelijkheid moet geven over de oorzaak van de daling in 2012.

Inderdaad, hoe beter weer hoe meer gierzwaluwen, dat weet iedereen die er naar omkijkt. Een analyse van het weer tijdens de tellingen is dus een eerste vereiste om de indexen in een realistischer perspectief te kunnen plaatsen. Maar in Sovon-Nieuws 2013-1 met de definitieve cijfers, wordt hier niet op terug gekomen. Er is en wordt geen analyse van de invloed gemaakt. In de Stadsvogelbalans 2012 wordt gesteld dat "het weer van grote invloed is op het voedsel en dus het voorkomen van deze soort". Toch wordt aangenomen dat de berekende trend van betekenis is en er wordt onder andere uit opgemaakt dat 'de afname' zich manifesteert in de vooroorlogse wijken en dat deze niet opweegt tegen de vooruitgang in sommige naoorlogse wijken. Onduidelijk is of men hier met "afname" uitsluitend het aantal getelde rondvliegende vogels bedoelt of ook de broedvogelstand.

 

 

Is er wel een significante trend?

De gegevens t/m 2011 zijn ook door Rick Wortelboer van GBN (Gierzwaluwbescherming Nederland) geanalyseerd. Het blijkt dat van de 5.695 telpunten, die van 2007 t/m 2001 geteld zijn, er maar 1.665 (28%) in alle jaren zijn geteld. Sovon heeft met behulp van het programma TRIM (van CBS) de overige ontbrekende punten geïnterpoleerd en daarmee de trend berekend. Maar als er alleen naar die 5-jaars-punten wordt gekeken, blijkt dat er daarvan 32 een significante negatieve trend (afname) hadden en nagenoeg evenveel (29) een positieve trend (toename). 93% van de telpunten hebben geen significante toe- of afname. Bovendien is er een zeer grote variatie in de aantallen per telpunt. Wortelboer vermoedt ook dat dit met het weer te maken heeft en hij concludeert "dat er met de beschikbare cijfers geen toe- of afname in de aantallen vastgesteld kan worden ". (Zie Gierzwaluwbulletin 2012 nr. 2 voor zijn verslag: Gierzwaluw in MUS.)

 

Telsysteem niet helder

De voorgeschreven telmethode roept vraagtekens op bij de duiding van de telresultaten. Elke MUS-plot bestaat uit 12 telpunten binnen een postcodegebied (1e 4 cijfers). De eerste twee MUS-tellingen vinden 's morgens vroeg plaats, de 3e in de avond tussen 15 juni en 15 juli. Bij elke telling heeft men dus een periode van een maand om een teldag te kiezen.

Op elk telpunt worden gedurende 5 minuten van alle soorten "alle waargenomen (gehoor of zicht) individuele vogels met terreinbinding geregistreerd". Voor de Gierzwaluw geldt de volgende aanwijzing: "Zowel laag als hoog vliegende groepen moeten geteld worden. Maar als een hoogvliegende groep op meerdere punten wordt gezien, moet deze maar op 1 punt vermeld worden". Vooral hoog vliegende groepen bestaan veelal uit grote aantallen. 

 

Gierzwaluwen vliegen erg onregelmatig (hoog, laag, afwezig, aanwezig, weinig, veel), ook binnen die 5 minuten. Bij de index-berekening werden groepen van meer dan 50 niet meegeteld, maar na overleg met GBN worden die weer wel meegeteld sinds 2012 "omdat het bij de Gierzwaluw niet nodig is om te voorkomen dat grote groepen de trend bepalen". Toch wat vreemd want verzamelvluchten kunnen enorme aantallen omvatten, zijn erg wisselend  aanwezig en eigenlijk niet te tellen. Maar de herziene berekening had geen wijziging van de indexen tot gevolg.

Om een beetje relevante indruk te krijgen zijn 5 minuten alleen al voor de gierzwaluw hard nodig, maar in die vijf MUS-minuten moeten alle soorten geteld worden.

 

In een Spaanse studie wordt aannemelijk gemaakt dat voor de gierzwaluw twee tellingen in het voorjaar (transecttellingen over 2 km) i.v.m. de sterk wisselende aanwezigheid volstrekt onvoldoende zijn om een indruk van het werkelijke aantal te krijgen. Minimaal een wekelijkse telling zou noodzakelijk zijn. Zie samenvatting: Telsysteem voor huiszwaluw en gierzwaluw, Madrid .

 

Telprobleem bij grotere aantallen

Bij wat grotere aantallen, boven de 30-50, beetje afhankelijk van het vliegbeeld/concentratie, wordt de telling een groot probleem, waarbij meestal aanzienlijke onderschatting dreigt. Ik heb al eens geprobeerd de getelde aantallen te vergelijken met die op een foto en dat lukte nu zowaar! Boven Woudsend telde ik bij diverse tellingen steeds een aantal van rond de 80 en was daar na diverse herhalingen vrij zeker van. Bij inzoomen op de foto bleek toch dat ik ze stuk voor stuk kon tellen. Het waren er geen 80 maar 187! 

 

Klik foto voor vergroting, controleert u even ? (wel even flink inzoomen)

 

 

 

 

Teltijdstip heeft grote invloed

Rond 21 u. worden de meeste gierzwaluwen geteld. In de MUS-nieuwsbrief 2013 - 2 presenteerde Sovon een grafiekje met de gemiddelde aantallen per telpunt (12 per telling, 500 tellingen) over de avondtelling van de eerste 5 MUS-jaren, afhankelijk van het begintijdstip van de telling (die ongeveer 5 kwartier kost). Het blijkt dat de aantallen bij tellingen die rond 20.30 beginnen bijna dubbel zo hoog zijn als om 19 u. (men mag tellen tussen 19 en 22 uur). In elk jaar is dit patroon "grofweg hetzelfde", aldus Sovon.

 

 

Gemiddeld aantal Gierzwaluwen per telpunt,

naar begintijdstip van de telling (12 telpunten per telling). (bron: Sovon). Zie: MUS-nieuwsbrief 2013-2 met o.a. aantal naar teltijdstip.

 

 

 

Hoe de teltijdstippen verdeeld waren over de avond en in welke mate dit van invloed is geweest op de index, wordt niet vermeld. Als de tellingtijdstippen niet representatief waren zou de index daarvoor gecorrigeerd moeten worden. Om de invloed beperkt te houden wordt men nu alsnog opgeroepen om "op hetzelfde tijdstip te beginnen als altijd". Als dat verschillende tijdstippen waren wordt niet aangegeven welk tijdstip dan de voorkeur heeft.

 

Aantallen vogels en broedgevallen

Tenslotte moet (zeker bij de Gierzwaluw) altijd de vraag gesteld worden of het aantal rond vliegende vogels een maat is voor het aantal broedgevallen.

In Drenthe bleek het aantal broedplaatsen echter vier tot vijf maal groter dan geschat op basis van rondvliegende vogels. En in Noordwijk bleek het broedbestand twee tot drie maal groter.

VBN en Sovon nemen een 1 op 1 relatie aan tussen aantallen rondvliegende en broedende vogels in de Stadsvogelbalans 2013 als zij stellen dat "het tempo van kolonisatie (van nieuwbouwwijken) niet opweegt tegen de snelheid waarmee de oude wijken als broedgebied ongeschikt raken".

 

Bij de Gierzwaluw wordt in de regel aangenomen (onderzoek mij onbekend) dat 60 tot 80% van de rondvliegende vogels (nog) geen broedvogel is maar nestzoeker. Maar die verhouding varieert sterk van jaar tot jaar en vooral binnen de drie maanden broedseizoen. En meer vliegende vogels zou zelfs kunnen wijzen op minder broedvogels omdat er veel dakloos geworden zijn. Dat is geen flauwe grap; dakloos geworden gierzwaluwen van een gesloopte wijk vliegen wel 1-3 jaar rond voordat zij een nieuwe broedplaats hebben gevonden en ook de bijbehorende jongere nestzoekers blijven bij die gesloopte kolonie hangen.

 

Gert de Jong deed onderzoek naar de relatie tussen aantallen rondvliegende vogels en het broedbestand in Kollum, zie gierzwaluwbulletin 2019-1 van Gierzwaluwbescherming Nederland.  Voor zover ik weet is voor het eerst in NL een relatie vastgesteld tussen het aantal rondvliegende vogels boven een buurt / wijk en het aantal nestplaatsen.

 

Conclusies

 

Een en ander moet tot de conclusie leiden dat er een erg grote kans is dat het getelde aantal rondvliegende vogels (zoals in de MUS-tellingen) tamelijk willekeurig is. Vooral het weer en het teltijdstip speelt een doorslaggevende rol bij de getelde aantallen. Maar ook de manier van tellen en de persoonlijke invulling daarvan kan een deel van de grote variaties verklaren. Mocht na vele jaren tellen (beter en systematischer) en grondige analyse blijken dat er toch een trend is dan weten we nog niet of dat ook het aantal broedvogels betreft.

 

Tellingen en inventarisaties

 

Landelijke waarnemingdatabanken:

1. Waarneming.nl - gierzwaluw

2. NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna)

 

- Stadsvogeltelling MUS van Sovon

- De gierzwaluwstand bij Sovon

- Sovon vogelatlas '13-'15 : 40.000 - 60.000 broedparen

- "Zo tel je gierzwaluwen", Sovonnieuws, 2015-1

- Tips en trucs voor nesten zoeken

 

Regionaal en lokaal

 

 

 

De resultaten van regionale en lokale nestplaatstellingen zijn verhuisd naar de Kunstnestenpagina. Daar staan de regio- en plaatsnamen (al 105 stuks !) aanklikbaar in alfabetische volgorde bovenaan de pagina, dus makkelijk te vinden.

 

Op 9 augustus 1978 werd door Aart Vink het hoogste aantal foeragerende gierzwaluwen in Nederland waargenomen, ca. 40.000 boven Flevoland.

Hij is op waarneming.nl met 6.505 stuks ook de aanvoerder van de lijst met meeste gierzwaluwwaarnemingen. Ondergetekende staat tweede met ruim 3.529  stuks (stand oktober 2023), zie: Waarneming.nl-Gierzwaluw-soortinfo.

 

+++++++++++++++

 

Jaap Langenbach

jaaplangenbach@ziggo.nl

Willemstraat 38 3511 RK Utrecht

06 -3849 7474

  Begin pagina