Gierzwaluwbescherming
|
Houd de luchten levend !
“Er komt een tijd dat alle gierzwaluwen in nestkasten broeden omdat alle 'natuurlijke' nesten vernield, geblokkeerd of anderszins niet beschikbaar meer zijn. Het is daarom belangrijk dat duizenden nestkasten in bestaande en nieuwe gebouwen worden ingebouwd, om te vervangen wat verloren ging". Dick Newell van Action for Swifts, UK.
Van de oorspronkelijke, natuurlijke soortenrijkdom is in Nederland nog maar 15 % over en de biodiversiteit in Nederland daalt sneller dan waar ook (zie: Biodiversiteit bij CLO.) Er zijn sterke vermoedens dat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw de populatie gierzwaluwen in Nederland mogelijk met meer dan de helft is afgenomen. In Amsterdam is dat b.v. heel aannemelijk gemaakt. Vooral door sloop en renovatie van gebouwen en woningen vindt schadelijke verstoring plaats en verdwijnen teveel broedgelegenheden. Dat proces gaat momenteel versneld verder met de geplande verduurzaming van de woning- en gebouwenvoorraad in het kader van "klimaatneutraal" en "van het gas af". De hele gebouwde omgeving gaat op de schop. De beschermingswetgeving werd sterk verbeterd maar aanwijzingen voor herstel van de populatie zijn er nog niet. Op uitgebreide schaal en systematisch toepassen van kunstnesten zou de soort kunnen helpen.
Andere bedreigingen zijn, naast de beschikbaarheid van broedplaatsen, waarschijnlijk de effecten van klimaatontwrichting, insectensterfte, oude en nieuwe pesticiden en het verdwijnen van voedselgebieden in de Afrikaanse overwinteringgebieden.
De Radboud Universiteit Nijmegen en Sovon hebben ontdekt dat hoe hoger het gehalte imidacloprid in het oppervlaktewater, hoe sneller de achteruitgang van 15 soorten insecten etende broedvogels is (statistisch verband, niet oorzakelijk). Zie artikel in Sovon Nieuws 2016.
In 2008 zijn bij gierzwaluwen in Rome de restanten van zes soorten insecticiden in het vogellichaam geanalyseerd. Er zit zoveel in dat de vogels een indicator kunnen zijn voor de mate van chemische vervuiling in het foerageergebied. Zie deze paper (E.)
Geen overlast maar veel genot
U ondervindt van gierzwaluwnesten geen hinder. Uw huis wordt er niet door beschadigd of vervuild. De ouders eten de meeste poepjes van de jongen op en ze gebruiken nauwelijks nestmateriaal. Alleen als u er direct onder slaapt hoort u (tot ca. 23 u.) soms wat zacht gepiep en af en toe een schreeuw als er een concurrent langs de broedplaats vliegt, bij de aflossing voor het broeden of het voeren van de jongen. Er is geen enkele reden om nestelen te belemmeren.
Bescherm de nestplaatsen
Als de steigers tegen de muur staan is het voor bijsturen van onvoldoende gierzwaluwbescherming meestal te laat. Er is een vergunning met voorwaarden, het bouwplan is gemaakt, tijd is geld en vervangende nestplaatsen kunnen niet meer ingepast worden. Broedplaatsen van Gierzwaluwen moeten dus vroegtijdig bekend zijn. Met name bij kleinere projecten (particuliere woningen) weten renoveerders meestal niet dat er Gierzwaluwen in het spel zijn en gemeenten controleren het niet. Op grote schaal wordt er "illegaal" (zonder naleving van de Wet Natuurbescherming) geïsoleerd waarbij vooral veel vleermuisverblijven maar ook gierzwaluwnesten ongecompenseerd verloren gaan. Het kan dus helpen om gevonden broedplaatsen in de nationale databank in te voeren (waarneming.nl) en te melden bij de bewoners, eigenaar, bouwbedrijf, woningcorporatie of gemeente. Zie tips voor zoeken van nestplaatsen.
Nestl ocaties kunnen worden ingevoerd op http://www.waarneming.nl. Deze gegevens worden overgenomen door de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Die wordt op haar beurt geraadpleegd door ecologisch onderzoekers en vergunningverleners bij werkzaamheden zoals bouwen, renoveren en slopen van gebouwen. Bij raadpleging van de NDFF komen de gierzwaluwbroedplaatsen boven water en kunnen betrokken worden bij compenserende voorzieningen.
Renovatie en sloop volgens de wettelijke voorgeschreven regels betekent overigens niet dat de uitvoering altijd goed verloopt. En het resultaat van de compenserende maatregelen is vaak onbekend (geen monitoring) of onvoldoende. Veel kunstnesten staan leeg (meer dan 90% ?). Er worden nog altijd fouten gemaakt bij de te nemen maatregelen en bij de uitvoering. Plaatselijke gierzwaluwbeschermers kunnen nog steeds belangrijk werk doen door verleende vergunningen en ontheffingen kritisch te bekijken, de uitvoering te bewaken en waar nodig proberen bij te sturen.
Gierzwaluwen en de wet
Alle in het wild levende vogelsoorten in de EU, dus ook de gierzwaluw, zijn beschermd. De vogels en hun nesten mogen niet verstoord, verwijderd of beschadigd worden. Een en ander werd sinds 1-1-2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze verving toen de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet.
Omgevingswet Op 1 januari 2024 werd de Wnb opgenomen in de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet bevat o.a. ook de nationale uitwerking van de Europese regelgeving in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Details van veel regelgeving zijn vastgelegd in vier Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB). Voor vogels staan die in het Bal (Besluit Activiteiten Leefomgeving). Rgels en voorschriften voor flora- en fauna, zoals de gierzwaluw vallen onder zogenaamde "Flora- en Fauna-activiteit" van de Omgevingswet.
In de Omgevingsvisie en Omgevingsplannen moet veel voor flora en fauna geregeld worden. Er wordt ruimte aan burgers en organisaties geboden om de visies en plannen in te vullen. Dat is wel ingewikkeld omdat provincies en gemeenten heel veel eigen invulling kunnen geven aan voorschriften, normen en vereisten. En er wordt gevreesd dat de wet teveel is gericht op het versoepelen van procedures ten dienste van de efficiënte voortgang van projecten zoals met name de verduurzaming van de gebouwde omgeving.
Arnold van Vliet bij Vroege Vogels op 27-11-'21: “In de nieuwe Omgevingswet bepaalt een projectontwikkelaar bijvoorbeeld zelf of het wel nodig is te onderzoeken of er beschermde plant- en diersoorten voorkomen in het terrein waar hij wil gaan bouwen”. En Jaap Dirkmaat van Nederland Cultuurlandschap is nog stelliger en kondigt alvast diverse gangen naar de rechter aan: “iedereen moet nu wakker worden en opstaan, want we krijgen een krakkemikkige wet”. ( Beluister Vroege Vogels 27-11-'21. Omgevingswet zorgelijk voor natuur)
D us ook voor lokale gierzwaluwbeschermers meer werk aan de winkel. Zie voor tips de website "Samen voor onze leefomgeving" van de natuur- en milieuorganisaties. Vereniging Milieudefensie schreef een uitstekende Actie-toolkit - Omgevingswet 2023 met informatie over effectief bijsturen van de plannen door lokale groepen.
- Zoek verleende ontheffingen in officiële bekendmakingen - Globale beschrijving van Omgevingswet bij Vogelbescherming - Uitleg in het boek Vogels en de Wet (9 sept. 2024) - Informatiepunt Leefomgeving over Omgevingswet - infopunt Flora- en fauna activiteit met schade voor vogels - infopunt Bal (Besluit activiteiten leefomgeving)
-
Voor de gierzwaluw is art 11.37 lid b. van het Bal het
belangrijkste (en de jaarrond beschermde status van het nest):
"het opzettelijk
vernielen of opzettelijk beschadigen van nesten, rustplaatsen en eieren van
vogels (volgens art. 1 van de Vogelrichtlijn), of het opzettelijk wegnemen van
nesten van die vogels is zonder omgevingsvergunning verboden."
In art. 11.37 lid d. wordt het opzettelijk storen van
vogels verboden. Maar dit verbod geldt niet als het storen niet van wezenlijke
invloed is op de staat van instandhouding van de soort.
-
Tekst
van de Wet natuurbescherming (vervallen per 1-1-2024)
Voor gierzwaluw / huismus was vooral art 3.1 lid 2 van belang
Gierzwaluwnesten zijn het hele
jaar beschermd
De gierzwaluw komt elk jaar terug naar het nest van het jaar
daarvoor. Als een broedplaats verloren gaat hebben ze 1-2 seizoenen nodig om een
nieuwe te ontdekken en in gebruik te nemen. Voor de meeste betekent nestverlies
een jaar voortplanting overslaan en voor een deel zelfs einde voortplanting want
de gemiddelde levensduur is maar 6 jaar. Daarom
zijn de nesten jaarrond, dus ook buiten het broedseizoen, beschermd. Dat werd op
18 december 2007 van kracht d.m.v. een aanpassing van art. 11 in de Flora- en
Faunawet van 2002. Dat is nu opgenomen
in Bijlage II van de Vogelrichtlijn en als categorie 2 (van de 5) van jaarrond beschermde
nesten.
Het nest van de gierzwaluw en de functionele omgeving mag
niet verstoord, laat staan verwijderd of onbruikbaar gemaakt worden. Dat mag
alleen na een door de provincie (sinds 2017 bevoegd gezag voor het thema
soortenbescherming van de Omgevingswet) verleende ontheffing (of een vrijstelling
van het aanvragen van een dergelijke ontheffing) van de verbodsbepalingen
in de Omgevingswet, volgens de regelgeving van een gedragscode,
een soortenmanagementplan (SMP) of een PRE-SMP.
In de ontheffing staan o.a. voorschriften voor het vervangen van
de verdwenen nesten en de perioden waarin de werkzaamheden mogen worden
uitgevoerd.
De jaarrond beschermde neststatus mag overigens sinds enige tijd
door de provincies worden vastgesteld. Die hanteren voor de gierzwaluw nog
steeds allemaal categorie 2, zie b.v. de soorten in de 5 categorieën van
- Lijst met jaarrond beschermde
nesten (categorieën 1 t/m 5)
Overtredingen
Als je (vermoedelijke) overtredingen van de wet constateert zijn er diverse mogelijkheden:
- Melden van overtredingen of verzoeken tot
handhaving op basis van de mgevingswet bij
de provincie (of Rijksoverheid bij Rijksgronden)
of telefoon 0800- 0225510.
Bij acuut gevaar door (vermoedens van) illegale sloop of verbouwing tijdens het broedseizoen:
Neem uiteraard eerst contact op met de uitvoerenden / opdrachtgevers over het
werk. Als dat geen duidelijkheid geeft:
- de Dierenpolitie
bellen op 114
- de situatie melden op
- aangifte doen bij de plaatselijke politie.
Handhaving van de wet wordt namens de provincie vaak uitgevoerd door een regionale "Omgevingsdienst" of "Regionale Uitvoeringsdienst", zoals door de RUD in Utrecht en door de FUMO in Fryslân.
Ook kun je bezwaren/zienswijzen indienen tegen ontwerp omgevingsvergunningen van de gemeente (ook als je eerder daartegen geen zienswijze had ingediend) en bij de provincie tegen ontwerp ontheffingen of (Pre-) SMP's.
Verplichte voorzieningen in nieuwbouw geschrapt
Minister Mona Keijser van Volkshuisvesting maakte op 28 november 2024 in een brief aan de Tweede Kamer bekend dat de voorgenomen regelgeving voor het verplicht aanbrengen van voorzieningen voor gierzwaluw, huismus en vleermuizen, die kant en klaar was voorgekookt door haar voorganger minister de Jonge, per 1-1-2025 niet wordt opgenomen in de Omgevingswet. De regeling zou in het geval van sloop + nieuwbouw en bij renovatie bovenop de gangbare regelgeving (compensatie van verloren gaande nesten) van de Omgevingswet komen en zou daar niet strijdig mee zijn.
Teruggefloten
Er kwam flink protest tegen het voornemen en
op 17 december nam de Tweede kamer een motie aan (71 tegen 70) waarin
gevraagd wordt de verplichting toch in te voeren. Zie bericht NOS:
toch verplichting ?
Reactie op motie: wel verplichting voor utiliteitsbouw
In een brief aan de Kamer van 18-2-2025 zegt de minister te werken aan een
verplichting voor deze voorzieningen in alle andere gebouwen dan woningen
(utiliteitsbouw zoals kantoren, scholen e.d.). Daarvoor wordt een regeling
ontworpen die wordt opgenomen in de Omgevingsregeling van de Omgevingswet en
zou na het doorlopen van de procedure per 1 juli 2026 van kracht kunnen
worden.
-
-
Bericht van Niels de Zwarte
19-2 op Linkedin met reacties.
De belangrijkste geschrapte voorschriften
Elk gebouw moet voor elke 110 vierkante meter gevel + dak tenminste een
verblijfsvoorziening voor de gierzwaluw en een voor de huismus krijgen, met
een minimum van 1 voorziening per soort als het oppervlak kleiner is. Oppervlakten
boven 25 meter hoogte tellen niet mee. Voorzieningen voor meerdere
woningen/gebouwen mogen geclusterd worden als het geheel als bouwwerk wordt
aangemerkt.
De onderlinge afstand tussen gierzwaluwvoorzieningen bedraagt minimaal 1
meter en de afstand tot opengaande ramen e.d. is minimaal 50 cm.
Kamerbrief 28-11-24 over niet
opnemen verplichte nestkasten in Bbl van Omgevingswet.
Voorgeschiedenis:
De Tweede Kamer vroeg zich in 2019 al af of
het voldoende beschikbaar komen van nestkasten voor gierzwaluwen en
huismussen niet geregeld kan worden in het Bouwbesluit. In een motie
van GroenLinks en CDA, november 2020, werd de minister gevraagd dit te onderzoeken, zie
Motie Bromet en Von Martels,
ondersteund door de
initiatiefnota
"Groen in de stad".
De motie werd met 129-20 aangenomen.
Minister de Jonge van VRO heeft 27-1-'22 in zijn
eerste kamerdebat over Volkshuisvesting op een vraag van Laura Bromet (Groen-Links)
toegezegd dat hij de mogelijke opties voor de regulering van
'natuurinclusief bouwen' gaat onderzoeken. Op 25 januari 2022 werd door een grote groep
marktpartijen met een petitie opgeroepen om 'natuurinclusief bouwen'
verplicht te stellen voor alle nieuwbouw.
Zie het bericht van 31-1-2022 op
Stadszaken.
Muurschildering in Noord-Ierland.
(klik voor vergroting)
Kennisdocument gierzwaluw
In het nieuwe Kennisdocument Gierzwaluw
(juli 2023; een update van de 1e versie van 2017 en daarvoor "Soortenstandaard" van 2014) staat de basiskennis over de gierzwaluw
samengevat en hoe in
de praktijk zodanig met de wet- en regelgeving moet worden omgegaan dat wetten
(zoals de Omgevingswet) niet overtreden worden. De Kennisdocumenten worden in opdracht van het IPO
(Interprovinciaal Overleg) beheerd en geactualiseerd door uitvoeringsinstantie
Bij 12
. De twaalf provincies zijn bevoegd gezag voor uitvoering en handhaving
van de Omgevingswet.
De update was een langdurige bevalling van drie
jaar.
Er werden consultaties "uit het veld" verzameld. Het laatste jaar
zorgden diverse provincies nog voor veel oponthoud met hun wensen en bezwaren en
moest er nog gesleuteld worden aan maten voor de nestkasten. Half mei 2023 werd de publicatie volgens een
direct betrokkene alleen nog opgehouden door bezwaren van een enkele provinciale
omgevingsdienst.
Het Kennisdocument vat de huidige kennis over de
gierzwaluw samen maar is vooral van groot belang voor de uitvoering van de
Omgevingswet (voorheen Wet natuurbescherming, Wnb). Het document bevat voorschriften voor het vaststellen
van de aanwezigheid van de soort en soms vrij concrete verplichtingen voor de
uitvoering van compensatie van gierzwaluwbroedplaatsen die bij sloop en
renovatie verloren gaan.
Bij12 noemt in haar bericht als (kennelijk)
belangrijke verbetering dat tijdelijke voorzieningen niet meer worden
toegestaan, want een gierzwaluw "hopt" niet tijdelijk naar een ander nest.
Ze zijn ontworpen voor de eeuwige rotsen. Maar in het document blijkt dat dit
niet meer inhoudt dan dat tijdelijke voorzieningen beschikbaar moeten blijven,
bezet of niet, na plaatsing van de definitieve voorzieningen. Er wordt namelijk een
"ontsnappingsregel" geboden in paragraaf 3.2: als de drie vervangende
nestplekken (3:1 compensatie is nu de regel) niet voor het broedseizoen in het
werkgebied geplaatst kunnen worden moeten er drie buiten het gebied komen (dus
ver weg van de gesaneerde nesten) en daarna nog eens drie permanente in het werkgebied. Ze
worden ook nog steeds "ter overbrugging van onbruikbaar geraakte nesten"
genoemd. De verdreven broeders moeten dus toch tijdelijk naar die eerste drie?
En als deze voorschriften niet nageleefd kunnen worden mag er volgens paragraaf
3.2.1 van worden afgeweken mits "ecologisch onderbouwd" (een nieuw
type voorschrift
in v. 2.0 dat meermaals voorbijkomt). Hoe dat moet worden verantwoord wordt niet
aangegeven. Volgens mij kan een minder dan optimale maatregel niet ecologisch
worden onderbouwd.
De vrijheid voor de afstand van nieuwe nestplekken
tot de verdwenen broedplaatsen is ongewijzigd (te) groot. "Zo dicht mogelijk
bij" kan nog steeds als tot 200 meter worden opgevat (3.2.1 punt 4). En
zelfs die afstand wordt in ontheffingen nog regelmatig overschreden, zelfs
zonder argumentatie.
De term " bij voorkeur" staat nog steeds bij de
gewenste geveloriëntaties op noord en oost (3.2.1 punt 6). Maar al te vaak wordt
daardoor niet begrepen dat andere oriëntaties vanwege hittestress zeer
schadelijk zijn voor het broedsucces. In Utrecht zit 20% van de 893 kunstnesten
in mitigatieprojecten niet op die aanbevolen noordelijke tot oostelijke
richtingen (en zonder extra bescherming). Voor alle 2.170 kasten is dat 25%. Zie
kunstnestbezetting Utrecht
2018-2025.
Uiterst merkwaardig is de stelling m.b.t. het
zoeken van nesten dat "een telling in de ochtenduren en overdag niet zinvol is",
p. 27. Daarmee wordt heel veel uiterst nuttig te besteden tijd overboord
gegooid. De trefkans is dan misschien soms wat kleiner maar "niet zinvol" is
iets heel anders. De 'bangers' gaan vooral in de ochtend ook tekeer en wijzen zo
de weg naar bezette nesten en met 'uitlokgeluid' kun je heel veel broeders op
het nest lokaliseren, ook en zelfs vooral vòòr de aanbevolen datum van 1 juni.
Van de 158 bezette nestkasten die ik in 2023 in
Utrecht vond werd 38% in de ochtend- en middaguren gevonden: 21% van 7-12 en 17%
van 12-20 uur. En Henk Schreuders had in Hattem nooit zonder de ochtenduren (hij
was vaak vanaf 6.30 op pad) op een totaal van 159 bezette nesten kunnen komen
(zie
bezette nesten Hattem 2023).
Met bijvoorbeeld het "uitlokgeluid" op de telefoon in de juiste periode
(10-20 mei, als er nog geen storende ' bangers' zijn) langs de nesten gaan
levert in no-time 10-tallen reacties en dus bezette nesten op. Vooral voor de
controle van nesten die een jaar eerder als bezet bekend waren, maar ook voor
het vinden van nieuwe nesten, zijn vooral de ochtenden zeer productief.
Een andere onnodige beperking van de
inventarisatiemethoden betreft de vereiste weersomstandigheden: "Er MOET alleen
geteld worden als de trefkans het grootst is" en "dat betekent o.a. dat bij
gunstige weersomstandigheden geïnventariseerd MOET worden". Vervolgens wordt
gesteld dat de trefkans negatief beïnvloed wordt bij (o.a.) meer dan windkracht
3, waaruit mijns inziens afgeleid moet worden dat er alleen bij windkracht 3 of
minder gezocht mag worden ! Een volstrekt onnodige voorwaarde want gierzwaluwen
foerageren tot windkracht 7 of zelfs 8 vrolijk door en invliegen beheersen ze
als geen ander, tot windkracht 6-7 geen enkel probleem. Daarboven is soms alleen
wat vaker een extra invliegpoging nodig. Ook bij motregen wordt er trouwens gefoerageerd
en ingevlogen, maar dan is het zoeken geen prettig werk.
Voor de dienstdoende ecologische bureaus (die
schreeuwen om meer personeel, er schijnen 1.000 vacatures te zijn) maakt dit
Kennisdocument het er niet makkelijker op.
Er is nog wel meer over op te merken maar ik laat
het hierbij. De gierzwaluw zal het een flink aantal jaren met deze versie moeten
doen.
Protocol voor grotere gebieden
Voor inventarisatie van grotere gebieden (tot 100
ha, een dorp of stadswijk) is een zogenaamd gebiedenprotocol opgesteld (2023).
Het doel daarvan is om locaties van kolonies vast te stellen, een schatting te
maken van het aantal broedparen en te ontdekken in welke typen broedlocaties
genesteld wordt.
Zie:
Gebiedenprotocol van
Arcadis-Sovon-2023
Deze methode is later geëvalueerd door van 8
gebieden een vergelijking te maken tussen de resultaten van dit protocol en de
eerdere resultaten van intensieve zoekwerk in die gebieden. Daaruit bleek dat de
kolonies met het protocol vrij goed gevonden kunnen worden maar dat slechts
minder dan 17% van de bekende nesten gevonden worden.
Zie:
Evaluatie gebiedenprotocol, Sovon
2023
Mij is nog niet bekend of er inmiddels een
(aangepast) protocol van kracht is.
-
Kennisdocumenten BIJ12 -
(gierzwaluw, juli 2023)
- Overzicht wijzigingen t.o.v.
vorige versie
-
Updatesuggesties van Jaap Langenbach, 6-11-2020
-
De aankondiging van BIJ12 op 24
juli 2023
-
Kennisdocument Gierzwaluw,
juli 2017
-
Soortenstandaard Gierzwaluw, maart 2014
-
GBN opmerkingen t.b.v.
Kennisdocument, nov. 2018
-
Overzicht
alle kennisdocumenten,
Bij 12
Protocol voor het uitsluiten van
aanwezigheid
Het Netwerk Groene Bureaus (NGB), waar
veel ecologen lid van zijn, hanteert een apart protocol voor het
kunnen uitsluiten van de aanwezigheid van soorten. Ecologen moeten dat
vaak doen om een procedure voor een ontheffing Wet natuurbescherming
onnodig te maken.
Bij kleine projecten (drie woningen of
vergelijkbaar) moet op twee avonden gedurende 1,5 uur rond
zondonderdag gekeken worden. Voor grotere projecten moet drie avonden
gezocht worden en "het aantal onderzoekers moet afgestemd worden op de
grootte van het plangebied". Als geen indicaties voor nesten worden
gevonden is nader onderzoek niet nodig en dus ook geen
ontheffingsprocedure.
Zie
soortinventarisatieprotocollen NGB, nov. 2023.
Deze zijn eind november geactualiseerd
en gelden vanaf 1-1-2024. De gierzwaluw staat op p. 27. Er
staat wel een erg foute tekst: "Bij slechte weersomstandigheden kunnen
gierzwaluwen met jongen ook wel meer dan 1000 kilometer van hun nest gaan
foerageren en enkele dagen wegblijven". We weten o.a. van langdurige
waarnemingen aan honderden met camera's bewaakte nesten dat beide broedvogels
elke avond op het nest komen om er de nacht door te brengen, ook bij slecht
weer. Niet-broedvogels blijven bij slecht weer soms wel dagen weg, maar waarheen
en hoe ver is niet bekend.
Meer kennisdocumenten / protocollen in de maak
Door RVO/LNV wordt met een groep specialisten
"uit het veld" ook nog gewerkt aan een
aantal andere kennisdocumenten:
- Kennisdocument na-isolatie en renovatie, met o.a. minimaal te nemen maatregelen die hun effectiviteit
hebben bewezen of zeer kansrijk zijn. Zie het
laatste mij bekende concept
van 28 januari 2023.
- Gebiedenprotocol voor inventarisatie van
grotere gebieden (stad, wijk, dorp), zie
hierboven.
- Monitoringsprotocol
- Protocol voor het ongeschikt maken
van broed- en verblijfplaatsen
- Catalogus met voorbeelden van effectieve en
kansrijke maatregelen.
Onbekend of e.e.a. ook gevolgd wordt door een
keurmerk voor nestkasten en neststenen. Dat zou niet verkeerd zijn want
er wordt nog steeds veel van onvoldoende kwaliteit geleverd.
Er wordt voor gezorgd dat deze nieuwe
documenten niet strijdig zijn met het nieuwe kennisdocument gierzwaluw van
juli 2023.
Verder worden diverse onderzoeken opgestart
naar o.a. de effectiviteit van maatregelen en naar nieuwe producten die
daken na renovatie weer geschikt maken voor huismus en gierzwaluw.
Gedragscodes en SMP's
Woningcorporaties, gemeenten of bedrijvenbranches kunnen tijd en geld besparen door het
vaststellen van een Gedragscode of een Soortenmanagementplan (SMP) met
generieke vrijstellingen van de bepalingen in de Omgevingswet voor een
groter gebied en voor een langere periode, meestal 10 jaar voor een SMP en
5 jaar voor een gedragscode.
Een gemeente kan b.v. een SMP laten maken
voor al haar eigen gebouwen en voor alle bouw op door de gemeente
uitgegeven gronden (waar voorwaarden aan de bebouwing kunnen worden
gesteld). Een woningbouwcorporatie kan een SMP laten maken voor al haar
bezit (of in een bepaald gebied). Als aan de voorwaarden van de SMP-bepalingen wordt voldaan
hoeft er bijvoorbeeld niet aan alle gebouwen onderzoek naar de
aanwezigheid van soorten te worden gedaan. De provincie moet SMP's
goedkeuren en bepaalt de voorwaarden waaraan bij de uitvoering voldaan
moet worden.
54 miljoen Rijkssubsidie voor isolatieversnelling
d.m.v. SMP's
Het ministerie van Volkshuisvesting wil de
optredende vertragingen bij het na-isoleren van woningen als gevolg van
rekening houden met de Omgevingswet op de wat langere
termijn oplossen door in alle gemeenten SMP's op te stellen. Daar is 54
miljoen subsidie voor beschikbaar voor de eerste helft van de gemeenten
die dat bedrag voor 1-1-'28 besteed moeten hebben. In 2024 volgt een
tweede tranche voor de andere helft.
Hier alle bedragen die per provincie en per
gemeente beschikbaar komen:
subsidieregeling voor
opstelling SMP's.
De provincie Utrecht ontvangt b.v. 3,5 miljoen (waarvan 2,5 miljoen voor
het werk van gemeenten en 1 miljoen voor eigen kosten). De gemeente
Utrecht ontvangt 750.000,- .
Als je wilt weten hoe een SMP in elkaar
steekt, wat er allemaal in geregeld moet worden, krijg je een aardig beeld
met de richtlijnen die de provincie Zuid-Holland voor initiatiefnemers
opstelde:
Richtlijn voor opstellen
SMP's Zuid-Holland, okt. 2023
Het eerste SMP werd in augustus 2016 goedgekeurd
door het ministerie van EZ voor
de Oude Stad
van Tilburg.
Het geldt voor gierzwaluw, huismus en twee
vleermuissoorten. Op basis van dit plan
werd in april 2016 de gebiedsgerichte ontheffing verleend voor een vijfjarige pilot waardoor niet meer voor elk project een
aparte ontheffing nodig is (van de bepalingen in de Flora- en
faunawet, nu Wet natuurbescherming). In 2013 werden in het plangebied 132
nesten van de gierzwaluw vastgesteld. Het totaal aantal werd op 890 geschat.
Mooi resultaat met SMP Leystromen in
Brabant
In maart 2025 verscheen een evaluatie van de resultaten
van het Soortmanagementplan (SMP) van woningcorporatie Leystromen voor ca. 10.000 woningen in
Brabant, aan de zuidelijke kanten van Tilburg. 85% van het bestand staat in Gilze, Rijen,
Hilvarenbeek, Goirle en Oisterwijk. Het SMP, opgesteld (2017) en geëvalueerd
(2025) door
adviesbureau Arcadis, is 5 jaar van kracht t/m 2025. In 2019 werd op basis
daarvan een ontheffing verleend voor het overtreden van verboden in de Wet
natuurbescherming (Wnb) en voorschriften vastgelegd voor de uitvoering van
de renovaties en het monitoren van de bezetting van de aan te brengen
kunstnesten (gierzwaluw en huismus) en verblijfplaatsen (voor vleermuizen).
Er is 5 jaar onderzoek gedaan naar de benutting van
nestkasten voor gierzwaluw, huismus en verblijfsruimten voor vleermuizen. In
2018/2019 is er een nulmeting, voorafgaand aan de renovaties, gedaan. Die
vond plaats in alle woningclusters waar t/m 2024 gerenoveerd
werd. De resultaten zijn samengevat in dit rapport (in opdracht van
Leystromen) en hebben vooral ten doel om vast te stellen of de
woningcorporatie heeft voldaan aan de voorschriften in het SMP en in de
ontheffing.
In het
SMP-gebied zijn totaal 2.345 gierzwaluwkasten, neststenen
of sleuven in dakranden/overstekken gerealiseerd en
Binnenkort een uitgebreider bespreking.
-
Evaluatie
SMP Leystromen '18-'24, Arcadis, maart 2025
Een paar van de vele deelrapportages:
-
Deelevaluatie en monitoring
'22 complexen A en C, Arcadis, nov. 2023
- Verslag interne inspectie
(endoscoop) van 148 kasten in '22, Arcadis, 2023
- Rapportage monitoring 2021, Arcadis,
nov. 2021
Andere SMP's
- SMP Apeldoorn 12-3-2019
en een
video over het SMP
(in juni '22 al 900 gierzwaluwkasten geplaatst)
-
Vechtdal Wonen SMP voor Hardenberg e.o. nov. 2020
- SMP Wijk bij Duurstede, Cothen en
Langbroek; bericht in Wijksnieuws.nl
- SMP Zeist
(+ kaart met gierzwaluwnestlocaties, blauw vierkant)
-
Pre- SMP
De vaststelling van een Soortenmanagementplan (SMP) kost geruime tijd,
vaak meer dan 2 jaar. Momenteel gebeuren er
vooral bij isolatiewerk aan particuliere woningen echter
veel ongelukken (dode vleermuizen door spouwmuurisolatie en jonge
gierzwaluwen op straat).
Vleermuisonderzoekers (Sevon) stellen zelfs
dat de populatie van sommige soorten door particuliere na-isolatie achteruitgaat! , zie
meervleermuis met uitsterven
bedreigd door na-isolatie.. "De isolatiebranche heeft tien,
vijftien jaar als cowboys tekeer kunnen gaan en is daar nooit voor gepakt.
Eigenlijk zouden alle uitvoeringsdiensten het ene na het andere
isolatiebedrijf moeten aanklagen", zegt Sevon
in een bericht 25-1-2023 op
NU.nl .
De provincie Utrecht (als eerste provincie)
heeft begin 2022 regelgeving ontwikkeld in een poging het verantwoord
isoleren van particuliere huizen te bevorderen tijdens een maximaal twee
jaar durende "pre-SMP-periode". In elf Utrechtse gemeenten is
inmiddels (20 oktober 2023) een ontheffing volgens deze provinciale regelgeving
van kracht.
Ook andere provincies tonen belangstelling
voor deze aanpak. In
Overijssel is
sinds 31-1-2023 ook een Pre-SMP van kracht. Als eerste kreeg de gemeente
Deventer een ontheffing voor deze werkwijze, zie :
bericht RTV Oost, 7 juli
2023. Op 1
november 2023 kwam de regeling voor de provincie Fryslan beschikbaar,
zie:
Pre-Soortenmanagementplan
Fryslan, 1-11-2023.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft
44 miljoen uitgetrokken en het Ministerie van Volkshuisvesting
totaal 6,9 miljoen Euro om de provincies bij de versnelde aanpak van
na-isolatie en bescherming van soorten te steunen, zie:
steun voor natuurinclusief
isoleren.
Hier staat een
aardig verslagje
over de provinciale inspanning "om een werkbare oplossing te vinden die
bevredigend is voor de ecologen, de juristen, maar ook voor de
isolatiebranche". (of
het ook een oplossing is voor de gierzwaluw probeer ik
hier te
beoordelen). Ook
de belangenbehartigers van vleermuizen hebben zich er mee bemoeid en
hebben o.a. een onderzoek opgezet naar
de effectiviteit van
compenserende voorzieningen. Het Ministerie van LNV en de
provincies hebben opdracht gegeven voor
een landelijke
campagne om kraamverblijven en verblijfplaatsen van de zwaar
bedreigde meervleermuis op te sporen.
Het Pre-SMP is een gebiedsgerichte ontheffing van verbodsbepalingen in de
Wet Natuurbescherming (Wnb) voor maximaal 30% van de particuliere grondgebonden woningen van
voor 1992 en met een energielabel C t/m G. Dat zijn er totaal ca. 1,5 miljoen in
heel Nederland. De ontheffing betreft de artikelen 3.1 lid 2 (beschadigen
nesten gierzwaluw en huismus) en art. 3.5 lid 1, 2 en 4 (diverse verboden
m.b.t. zeven vleermuissoorten) van de Wet natuurbescherming (Wnb).
De voorschriften betreffen de isolatie van
spouw, binnen- en buitenmuren, borstwering en dak en het plaatsen van
zonnepanelen. Het loopt vooruit op door gemeentes op te stellen
volwaardige SMP's (soortenmanagementplan) en heeft een looptijd van
maximaal 2 jaar. Voor een SMP is dat meestal 10 jaar.
Het Pre-SMP is vooral bedoeld om sneller de voor klimaatdoelen broodnodige tempoverhoging
van isolatie van particuliere woningen te kunnen realiseren en toch
bescherming te bieden aan vleermuissoorten, huismus en gierzwaluw. Na-isolatie bij particulieren gebeurt nu vaak "illegaal" (zonder te
voldoen aan Wnb-regelgeving). De RUD van Utrecht heeft, omdat het al te
bont werd met overtredingen, in het kader van handhaving zelfs een
dwangsom opgelegd aan een
na-isolatiebedrijf
wegens onvoldoende onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen. Even
met een endoscoop in de spouw loeren is volstrekt onvoldoende verklaard,
ook door de rechter en op 2 augustus 2023 bevestigd door de Raad van State
in het hoger beroep van het isolatiebedrijf. Zie
RvS over opsporing
vleermuizen in spouwmuren.
Zie bericht
RTV Utrecht 2 aug. 2023.
En hier op
de site van
natuurvriendelijk isoleren
staat een commentaar en wat links naar mediaberichten. Die maakten
vooral veel paniek als zou het om aanvullende regelgeving gaan die het
isolatieprogramma onderuit haalt. Maar de regels zijn al zo oud als de
Flora- en Faunawet van 2002. Het probleem is dat ze vaak niet worden
nageleefd en niet gehandhaafd.
Voor het werken volgens een pre-SMP geldt
o.a. dat het isolatiebedrijf werkt volgens de
"handreiking
natuurvriendelijk isoleren (zie
isoleerbedrijven met
"natuurvriendelijk" certificaat).
De particulier wordt
gevrijwaard van het doen van onderzoek en de gemeente zorgt
voor compensatie van verliezen op populatieniveau voor vleermuizen. De
particulier treft de voorzieningen (vogelkasten) voor huismus en
gierzwaluw.
Een van de voorschriften is dat als een dak door isolatie aan de
buitenkant niet meer toegankelijk is voor vogels, er op de woning minstens
vier nestkasten of neststenen voor huismus/gierzwaluw (een type dat voor
beide soorten geschikt is) "aan de schaduwzijde, en zo veel mogelijk
beschut tegen zon en regen" geplaatst moeten worden.
Het is jammer dat er voor de
praktische uitvoering niet verwezen wordt naar de voorschriften in het
landelijk functionerende
Kennisdocument Gierzwaluw.
Daarin staan door experts beoordeelde voorschriften, ook voor locatie- en
materiaalkeus en voor afmetingen van de nestkasten. Op deze manier
ontstaan er nog meer verwarrende en regionale variaties.
Volgens de voorschriften in de ontheffing ("Handreiking
/ methodiek / spelregels van het Natuurvriendelijk isoleren",
p.6 ) mag al vanaf 1 augustus gewerkt worden (mits vooraf vleermuisvrij
gemaakt). Dat is voor gierzwaluwen veel te vroeg en in strijd met de
voorschriften in het Kennisdocument Gierzwaluw (vanaf 1 september). In
augustus zijn er nog volop jonge gierzwaluwen op het nest, soms tot wel in
september. Zie
nestjongen augustus 2023
en hier
veel nestjongen in september
2021.
Onbegrijpelijk is ook dat het gebruik
van
gierzwaluwdakpannen
expliciet wordt toegestaan (p. 5 2f) op daken met een hellinghoek
van meer dan 60 graden, om van buiten geïsoleerde daken toegankelijk te
maken. Maar zonder de voorwaarde dat dat uitsluitend kan op noord of oost
georiënteerde en ongeïsoleerde daken, zoals omschreven in Kennisdocument
Gierzwaluw.
Als de spouw dieper is dan 8
cm en toegankelijk voor vogels, maar na de isolatie niet meer,
moeten er twee vogelvoorzieningen per woning geplaatst worden, tenzij de
bovenste 10 cm van de spouw vrij van isolatie en toegankelijk blijft.
Zonnepanelen op hellende daken mogen alleen
buiten het broedseizoen geplaatst worden (na 1 augustus en voor 1 april).
De regels gelden per
CBS-buurt waarin tijdens de twee jaar looptijd niet meer dan 30% van de
woningen aan de regeling mag meedoen, anders zouden de populaties teveel
schade ondervinden.
Zie
alle spelregels en voorschriften in
"natuurvriendelijk isoleren onder een pre-SMP".
Voor huiszwaluw en gierzwaluw wordt
gemakshalve aangenomen dat de compenserende voorzieningen volgens de
regels der kunst worden uitgevoerd en dat ze effectief zijn: "Deze
vogelvoorzieningen zijn effectief voor het compenseren van verloren
nestplaatsen. De kans op ingebruikname van deze nesten is erg hoog". Er
wordt geen monitoring van de bezetting voorgeschreven en de gemeente hoeft
niet voor voorzieningen te zorgen.
Mij is nog onduidelijk hoe de particulieren
in aanraking komen met het PRE-SMP. Zal het afhangen van de individuele
bereidwilligheid (isoleren volgens Pre-SMP-regels is niet
verplicht) en van de gemeentelijke publiciteit? Men wordt volledig
ontzorgd als gekozen wordt voor een isolatiebedrijf dat de cursus van een
halve dag "Natuurvriendelijk isoleren" met succes heeft afgerond. Het
isolatiebedrijf regelt dan alles. Maar hoe groot is de kans dat de
particulier bij zo'n bedrijf terecht komt en dat dat bedrijf dan ook wordt
ingeschakeld ? Op de websites
van de natuurvriendelijk gecertificeerde isoleerbedrijven is echter meestal (ik
heb ze nog niet allemaal bekeken, maar nog slechts een enkele met info
gevonden) niets te vinden over de regeling. Zullen zij de regeling bij het
uitbrengen van hun offertes wel actief onder de aandacht brengen?
Zie een tamelijk heldere en korte
samenvatting van de gang van zaken in een presentatie van de provincie:
Natuurvriendelijk isoleren
voor energiecoaches.
Vroege Vogels Radio had 5 februari 2023 een
item van dik 8 minuten over de problematiek,
voor
zover het vleermuizen betreft.
Beluister
hier vanaf minuut 32.
Je hoort de
provincie, de gemeente, een vleermuisonderzoeker en een isolatiebedrijf.
Utrecht
De provincie Utrecht heeft als eerste
provincie begin 2022 regelgeving ontwikkeld in een poging het verantwoord
isoleren van particuliere huizen te bevorderen tijdens een maximaal twee
jaar durende "pre-SMP-periode". Dit ter overbrugging van de
nogal tijdrovende periode voor het opstellen van een SMP.
Per 12 maart 2025 waren er ca. 23 Utrechtse
gemeenten met een Pre-SMP ontheffing. Voor 2025 verwacht de provincie dat
er nog een stuk of tien aanvragen bijkomen.
Op
de pagina
(PRE)-SMP's
staan details van Utrechtse gemeenten met een (Pre)-SMP
(op volgorde van ontheffingsdatum, stand ca. april
2025)
- Aan de slag via de site
"Natuurvriendelijk isoleren" volgens Pre-SMP
- Provincie Utrecht over
natuurvriendelijk isoleren
- Provincie Utrecht over
Pre-SMP
-
Soortenmanagementplan Gemeente
Utrecht 2016.pdf
- Reactie van VENIN (isolatiebranche)
op uitspraak RvS spouwonderzoek
- Korte folder van provincie Utrecht
- Handleiding particuliere
woningisolatie onder pre-SMP, .pdf 22-2-2022
- Commentaar op Pre-SMP
Zoogdiervereniging, juni 2021.
-
- Zo werkt het voor particuliere
woningeigenaren in Overijssel.
Voorbeeld: gedragscode voor Aedes goedgekeurd
Voor het soepeler kunnen renoveren en na-isoleren
van haar woningvoorraad kreeg de koepel van woningbouwcorporaties Aedes in april
2023
goedkeuring voor een gedragscode soortenbescherming. Wie zich aan de
voorschriften van de code houdt (de lid-corporaties van Aedes en hun
uitvoerders) wordt vrijgesteld van het vragen van ontheffing van verboden in de Wet
natuurbescherming, zoals het vernielen van gierzwaluwnesten. De code geldt
alleen voor "kleinschalige ingrepen met een voorzienbaar effect" zoals
renovatie, verduurzaming en onderhoud. De code is van toepassing bij een
klein aantal nesten maar niet voor een gierzwaluwkolonie (5 of meer gierzwaluwnesten
binnen een straal van 50 meter vanaf het centrum van de kolonie, p.14 en 42).
Compensatie van broedplaatsverlies
De voorschriften voor compensatie van
gierzwaluwnesten die verloren gaan bij renovatie, verduurzaming en isolatie, met
name aan daken, is niet erg helder (p. 35). "De ecoloog bepaalt het aantal te
plaatsen alternatieve voorzieningen" en "bij elke voor de gierzwaluw geschikte
woning of wooneenheid moet minimaal 1 alternatieve voorziening worden
teruggebracht". Ongeacht het aantal verdwenen nesten ? Per CBS-buurt dienen
minimaal twee typen voorzieningen beschikbaar te zijn. Welk typen en
hoeveel van elk type?
En wat is daar het bedoelde effect van?
Broedplaatsvereisten
Op o.a. pagina 84 staan vereisten voor de aan te
brengen nieuwe broedplaatsen of te handhaven oude broedplaatsen. Die staan op p.
67-200 van de maatregelencatalogus (welke ook deel III gaat vormen van het nog
te verschijnen "Kennisdocument na-isolatie en renovatie van woningen en
gebouwen") die al wel bij deze gedragscode van Aedis gehanteerd moet worden.
Diverse typen voorzieningen worden als "bewezen effectief" aangemerkt. Dit moet
mijns inziens (ongeveer) gelezen worden als "ooit of soms of regelmatig door gierzwaluwen benut" maar niet dat ze dat
ook op elke locatie / bij elk project zullen doen, verre van dat. Hier staat een interessant
artikel over de problematiek van
"bewezen effectief" (16. p.)
Het lijkt erop dat de minimale hoogte van de
invliegopening is verhoogd van 3 meter (Kennisdocument Gierzwaluw) naar 5 meter. Maar
helemaal duidelijk is het niet want er moet 3 meter ruimte boven obstakels zijn.
"Op voor de gierzwaluw onbekende locaties kan
het afspelen van gierzwaluwgeluiden leiden tot versnelde vestiging". Dat is
onvoldoende aanmoediging voor het toepassen ervan en zal leiden tot onnodig lange leegstand van veel
projecten.
"Nestkasten mogen dicht naast elkaar worden
geplaatst omdat de soort een koloniebroeder is" is een misleidend voorschrift
want het argument klopt niet. Ze houden juist van enige afstand, blijkt uit
onderzoek in verband met o.a. "burenruzie" en "invliegvergissingen". De afstand
tussen de invliegopeningen zou meer dan 75 cm moeten zijn om de meeste problemen
te voorkomen.
Hier
wat nuances bij dit probleem.
"De afstand tussen invliegopening en
verblijfplaats < 5 cm". Het werkwoord ontbreekt in de zin. Waarschijnlijk wordt broedplaats bedoeld i.p.v.
verblijfplaats en groter i.p.v kleiner dan. En van 5 cm zou dan 15-20 cm
gemaakt moeten worden. Ze broeden graag in het donker, op afstand van de
invliegopening.
De voorschriften voor de afmetingen van kasten
verschillen met het Kennnisdocument. Voor de
invliegopening worden twee maten genoemd, resp. 70/65 mm breed en 35/30 mm hoog.
Mogen we kiezen?
Op p. 162 verschijnt toch nog de (in feite allang
verboden)
gierzwaluwpan als optie
om onder de loodslab bij een schoorsteen te plaatsen. Onduidelijk is of dit
wordt aanbevolen / geadviseerd. Er staat alleen een onderschrift bij een
tekening uit 2005.
Detailchaos
Een probleem voor de adviserende ecoloog lijkt me
ook hier weer dat er een gigantische brei van details wordt voorgeschreven voor
de uitvoering van allerlei maatregelen. Die staan ook, maar dan weer
net iets anders, in soortenmanagementplannen, in andere gedragscodes, in de Pre-SMP's
en in het Kennisdocument. Ik kan er geen wijs meer uit. Is het nou echt niet
mogelijk dat overal wordt verwezen naar eenzelfde standaard? Er wordt aan
gewerkt begrijp ik.
Gaat het slechter?
Over de staat van instandhouding staat op p. 16
een verontrustende passage: "de huidige totale staat van instandhouding
(gierzwaluw) zal
vanwege de zeer ongunstige populatietrend naar verwachting op ongunstig
uitkomen". Ik kon geen onderzoeksbron voor deze mededeling vinden.
Het is ook daarom erg jammer dat er nog steeds
geen landelijk onderzoek is gestart naar de effectiviteit van kunstnesten voor
gierzwaluwen, zoals dat wel gebeurt voor huismus en vleermuizen.
De goedkeuring is geldig tot 1 juni 2023. Dan
worden alle gedragscodes mogelijk aangepast in het kader van het project
"gedragscodes, hoe verder?" en vervolgens worden ze in de omgevingswet van
1-1-2024 ingepast. Daarna zijn alle gedragscodes uit de Wnb vijf jaar van kracht
binnen de Omgevingswet.
- Bericht Groene Ruimte 12-3-2021
- Gedragscode en
goedkeuringsbesluit soortenbescherming
Woningcorporaties
- Dakpanhuifjes zijn gevaarlijk voor
gierzwaluwen
-
Overzicht goedgekeurde gedragscodes
bij RVO
Nul Op de Meter
Voor renovaties met het NOM - keurmerk (Nul
Op de Meter) moest sinds 2018 (na een chaotisch verlopen
experimenteerregeling sinds 2015) met
een speciaal daarvoor ontwikkelde gedragscode gewerkt worden.
Maar de Raad van State besliste op 21 april 2021 in hoger beroep van Stichting MUS en Sevon dat de code ten onrechte is
goedgekeurd door de minister van LNV.
-
Meer
bij RVO over vrijstellingen / ontheffingen volgens gedragscodes.
Mussenkolonie gevonden in NOM-project
Brancheorganisatie Stroomversnelling meldde in
2020 dat
er bij een NOM renovatieproject in Emmen 180 huismussen zijn aangetroffen.
"Natuurinclusief renoveren is winst voor alle partijen ", stelde de
branche verheugd vast. Maar dat is zeer de vraag.
Bij bouw of verbouw van een woning volgens NOM
met keurmerk (Nul Op de Meter, aardgasvrij)
moest de "gedragscode natuurinclusief
renoveren"
worden toegepast. Per woning moesten o.a. drie
kunstnesten voor gierzwaluwen worden aangebracht. Ook voor vleermuizen en
huismussen moesten standaard voorzieningen worden getroffen, ongeacht of de
soorten aanwezig zijn. De code was bedoeld om het (industriële) bouwproces voor
energieneutrale woningrenovatie te
stroomlijnen en vertragingen te voorkomen door aanwezigheid van beschermde soorten.
Bouwers tevreden
Branchevereniging voor NOM-bouwers
Stroomversnelling
(in 2009 gestart als project "Energiesprong") plaatste 12 januari 2020 op haar kennisportaal Energielinq
een bespreking van de eerste evaluatie van de gedragscode en meldt dat de bouwers tevreden zijn: "Het voortraject wordt eenvoudiger, sneller en voorspelbaarder en de positieve ervaringen hebben de overhand.
Maar we zien nog steeds een wrijving tussen ecologische belangen en
bouwbelangen: die strijd is nog niet gestreden", aldus
Stroomversnelling. (De
evaluatie zelf heb ik nog niet te pakken gekregen).
Monitoring leverde tot nu toe alleen een
mussenkolonie op
O
Er zijn sterke aanwijzingen dat de theorie van "overcompensatie"
via de gedragscode (kunstnesten bij elke woning, ook als er geen
broedplaatsen verloren gaan) niet of onvoldoende werkt. In de gemeente
Utrecht werden 7 NOM-projecten met totaal 148 nestkasten gerealiseerd in
2019/2020. Tot en met 2025 was daar geen bezetting.
D
Minder
ingrijpend en goedkoper renoveren (in meer stappen naar energieneutraal)
komt overigen steeds meer in zwang.
De Groninger Woningbouwcorporatie Wold en
Waard is na vier proefprojecten in 2019 gestopt met NOM renovaties. Al tijdens de bouw van de vier projecten in Grootegast, Leek, Marum en Grijpskerk,
met totaal 48 woningen, werd duidelijk dat de kosten te hoog werden. Volgens Wold en
Waard zal met minder
ingrijpende en meer stapsgewijze renovatie het doel van CO2-neutraal in 2050 voor al haar
woningen ook gehaald kunnen worden. Het aandeel NOM is en blijft
erg klein.
Gedragscode buiten werking
De RvS oordeelde in hoger beroep van SEVON (vleermuizenonderzoek) en Stichting
Witte Mus (huismusbescherming) dat de gedragscode te weinig
specifiek en te onduidelijk is. Er zijn ook onvoldoende waarborgen om te
voorkomen dat vleermuizen of huismussen gedood of verstoord worden. En de minister
beschikte over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of de gedragscode voldoet aan de eisen uit de Wnb en de Vogel- en Habitatrichtlijn. De Afdeling acht de hoger beroepen gegrond en vernietigt daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank
(die de bezwaren verwierp) en
het goedkeuringsbesluit van de minister.
De zoogdiervereniging is tevreden. Er is
eindelijk voldaan aan de bezwaren die al bij de eerste versie van de
gedragscode te berde werden gebracht. De ministeries van EZK en LNV zijn
inmiddels gestart met het in beeld brengen van de kennislacunes.
Voorzover het gaat om woningen van
woningcorporaties is een deel van de problematiek nu geregeld in een
Gedragscode voor corporatiekoepel Aedes, maar alleen voor de wat kleinere
projecten en bij minder dan 5 te vernielen gierzwaluwnesten in het project,
zie hieronder bij
gedragscode renovatie Aedes,
2023.
Voorgeschiedenis NOM
De eerste vijf NOM-keur projecten (vlgs.
experimenteergedragscode) werden in 2016/2017 gerealiseerd. Daarbij ontstonden
o.a. diverse problemen met gierzwaluwbroedplaatsen. Bij een van de eerste projecten in Oud Vossemeer zijn nestingangen
dichtgepurd en in mei dode gierzwaluwen op straat gevonden. De bewoner heeft ter
compensatie nestkasten opgehangen, zie filmpje
youtube.com .
Mede naar aanleiding van bezwaren van het Netwerk
Groene Bureaus (NGB, Gierzwaluwbescherming Nederland (GBN), Stichting Witte Mus en de vlleermuisonderzoekers
(Sevon), werd de gedragscode aangepast en is in januari 2018 van kracht geworden.
Belangenorganisaties voor huismus (Stichting Witte
Mus) en vleermuis (Sevon) dienden in 2018 echter zienswijzen in. Die werden naar
hun inzichten niet of onvoldoende
gehonoreerd. Beroep werd door de rechter
echter afgewezen, zie
uitspraak 12 december 2018.
De behandeling in hoger beroep was bij de Raad van
State op 23 november 2020, zie ook een
column van Koos Dijksterhuis in Trouw 20-11-20.
- Stroomversnelling: 'Monitoring
onvoldoende bij NOM-keur' - aug. '20
- Reactie van
Stroomversnelling op afgekeurde gedragscode
-
Reactie 17-6-2020 minister Schouten
over o.a. Natuurinclusief renoveren
- Evaluatie gedragscode, jan 2020;
bespreking bij Energielinq
-
Gerealiseerde NOM-keur projecten
(24)
(klik onderaan op + bij 'projecten')
- Rapportage over nul-meting aan 5
NOM-projecten
-
Gedragscode-NOM-keur-natuurinclusief-renoveren-V8.pdf
- Dode gierzwaluwen op straat bij
NOM-renovatie 2015 Oud- Vossemeer
-
Vroege vogels over purren
Oud-Vossemeer
-
NGB: Kwetsbaarheden gedragscode, tijdschr.
Natuurbeschermingsrecht, okt '18
- 1e 5-laags appartementen
NOM en gasloos in Best
- Bericht Nature Today 22-4-2021
Opvang
Als het uitvliegen is mislukt, bij verstoring door mens of kat, of bij problemen
in het nest (hitte, ondervoeding) worden te jonge vogels soms in de buurt
van de nestplek gevonden. Een jonge vogel is te herkennen aan witte zomen langs
de vleugelveren, wit op voorhoofd en te korte vleugels.
Jonge gierzwaluw, klik voor vergroting
Volwassen vogels zijn helemaal donker bruin, behalve wat wit op de keel. Als de
vleugelpunten langs het lichaam gehouden 3 cm verder dan de staart reiken zijn
ze groot genoeg om weg te vliegen.
Gevonden vogels laten wegvliegen
Als de vogel volgroeid, gezond en niet gewond lijkt, laat hem dan eerst een
uurtje tot rust komen in een gesloten kartonnen doos. Niet voeren, een beetje
water toedienen met wattenstaafje o.i.d. helpt soms maar is niet echt nodig. Even wegen en bij minstens 40 gram
en als de vleugels minstens 3 cm buiten de staart uitsteken ermee naar de
rand van open terrein gaan, (weiland, flink grasveld in een park, of een groot
plein) met minstens 50
meter ruimte zonder obstakels.
Niet opgooien maar van de vlakke hand zelf laten
wegvliegen, hier door Judith Wakelam (†).
Als hij/zij niet wegvliegt nog een
uurtje rust geven en nog eens proberen. Als het toch niet lukt dan is er wat
aan de hand: misschien toch te jong of gewond, ziek of ondervoed. Dan naar een vogelopvang brengen
(ook duidelijk te jonge vogels) want groot brengen is
specialistenwerk en u mag wilde vogels niet zelf thuis houden. Bij ernstige
verwonding (en piepkleine nog blinde jongen, maar ook daar kun je anders
over denken) uit het lijden verlossen.
Oud opvangbericht
In Het Vogeljaar 1968 nr. 3 staat een heel oud opvangbericht. Een gierzwaluw met
gebroken vleugel wordt twee jaar gevoerd met meelwormen maar wil geen water
drinken. Zie
- Vogelopvangcentra Nederland
Vogelopvang Utrecht zoekt voederouders, ook voor gierzwaluwen.
- Marjos Mourmans vervangt slagpennen (Filmpje) - Foto's van jongen om de leeftijd te schatten - Hongerig jong in opvang eet gretig een worm, Youtube
Katten
Huiskatten zijn heerlijke beesten maar een gevaar voor de biodiversiteit en ze doden in Nederland o.a. 3 miljoen vogels per jaar.
Gierzwaluwen weten ze ook te pakken; ik heb het diverse malen gezien. Ze liggen in de dakgoot op de loer (in de aan- en uitvliegroute) of bij een nestingang en plukken de vogels uit de lucht. Jongen worden achter de pannen uit het nest geklauwd. In Noordwijk werd gezien hoe een kat in een steeg een laag uitvliegende gierzwaluw met een grote sprong uit de lucht viste. En Aad van Uffelen zag in Naaldwijk een kat op de nokpan die invliegers probeert te vangen.
Kat met niet lang meer levende gierzwaluw
Aan de Molestrjitte in Woudsend heb ik kippengaas geplaatst om de weg naar de goot te versperren. De kat daar had er al drie te pakken gehad. Dat zit nu ook bij de dakgoot van Bewaarskoallesteech 1. Daar zagen we een kat met een gierzwaluw in de bek naar huis vluchten en de buren hebben er in 2009 een kat jongen achter de dakpan zien wegpakken.
Miljoenen slachtoffers Volgens de huisdierenbranche telde Nederland in 2019 2,9 miljoen katten, zie Dibevo.
De NRC checkte
het aantal vogelslachtoffers uit een artikel van Koos Dijksterhuis in Trouw van
16-1-2018. Conclusie: huiskatten in Nederland maken jaarlijks ongeveer 3
miljoen vogelslachtoffers (voor NL omgerekend op basis van Amerikaans
onderzoek), zie:
NRC checkt, 6 febr. 2018.
En in een recenter artikel
van
Het totaal aantal prooien (vogels, vlinders, libellen, vliegen, reptielen, mollen, (vleer)muizen, konijnen, eekhoorns, wezels, etc.) wordt in een onderzoek van de Nederlandse jagersvereniging berekend op 141 miljoen per jaar, zie Natuureffecten van huiskatten.pdf.
In Amerika verslinden ze jaarlijks 12,3 miljard zoogdieren en 2,4 miljard vogels, zie Katten doden miljarden beesten in de VS. In UK wordt het op 50 miljoen vogelslachtoffers per jaar geschat, zie: vogelslachtoffers van katten in UK.
Gevaar voor biodiversiteit
De
wetenschap acht huiskatten inmiddels een belangrijke bedreiging voor de
biodiversiteit. Pete Maraa schreef er een boek over: Cat Wars, zie interview met
hem in de
NRC van 3 oktober 2016
en
I
Proefproces In najaar 2020 werd een proefproces aangekondigd om te bereiken dat katten niet meer onaangelijnd buiten mogen worden gelaten. Het is volgens alle wetgeving (NL en Europees) verboden om vogels te doden of verwonden of nesten te verstoren en dat wordt in feite willens en wetens gedaan door katten buiten los te laten.
Op Texel wordt ernaar gehandeld Op Texel broeden maar een paar gierzwaluwen (3 paar gemeld in 2020, 2 in Den Burg en 1 in de kerk van Oosterend). Maar katten doden er jaarlijks 50.000 andere dieren dan vogels. Er lopen naar schatting 200 verwilderde huiskatten rond die volgens Natuurmonumenten een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit vormen. In oktober 2020 is daar een vangcampagne gestart. Inwoners kunnen hun katten laten steriliseren en van een chip laten voorzien zodat zij bij de eigenaar in geval van vangst terug gebracht kunnen worden. Zie : bericht bij NOS.
Begin er niet aan en houd uw kat binnen Neem geen huiskat, er zijn zoveel leuke dieren in de natuur. En als u er al eentje heeft, houd ze dan zo veel mogelijk binnen, het hele jaar. Graag aangelijnd uitlaten en anders in ieder geval met een belletje om de nek. Het aantal vogelslachtoffers door katten is in de VS ruim 10.000 maal hoger dan door windmolens, zie Trump vecht tegen windmolens.
Gierzwaluw gevoelig voor verstoring
Het is bekend dat de Gierzwaluw behoorlijk gevoelig is voor verstoring. Ouders kunnen de jongen of eieren definitief in de steek laten en jongen kunnen het nest te vroeg verlaten. Dat betekent veelal de dood want ze moeten top-fit zijn: na uitvliegen gaan ze vrijwel direct door naar zuidelijk Afrika om daar negen maand, dag en nacht doorvliegend, onze winter door te komen.
Open dus nooit een nestkast waar een gierzwaluw in zou kunnen huizen.
Controleer alleen met gebruikmaking van niet verstorende camerabewaking. Met mini-camera's bij nesten is alles te zien op TV of PC. (zie: Camerabewaking ).
Met nu al vele honderden geo-locators komen we bijna alles te weten over de trekroute, dus lukraak ringen is overbodig. Overigens ondervinden gierzwaluwen ook hinder van geo-locators, o.a. ca. 10% verlies van vliegvermogen. (zie: geo-locatoronderzoek).
Onderzoek is overigens voor bescherming niet dringend noodzakelijk; we weten meer dan voldoende van het leven van de gierzwaluw om ze veel beter te kunnen beschermen.
Vogelonderzoeksorganisatie Sovon organiseert al vele jaren onderzoek naar broedsucces van vogelsoorten, waaronder de Gierzwaluw. Voor de gierzwaluw worden nestkasten visueel geïnspecteerd (soms gecombineerd met ringen, meten, wegen etc. voor het Vogeltrekstation). Ook worden de gegevens verkregen door met een camera het nest te volgen.
Beleidswijziging Sovon In oktober 2012 heeft Sovon haar beleid enigszins aangepast. In de lijst van te onderzoeken soorten is nu aangegeven welke soorten als "verstoringsgevoelig" worden aangemerkt, waaronder de gierzwaluw. Bij de Gierzwaluw wordt vermeld dat het onderzoek "bij voorkeur d.m.v. camerabewaking" moet worden uitgevoerd. Maar instructies aan de nestkastinspecteurs, over het voorkomen van de ergste verstoringen, ontbreken helaas. In het verleden zijn die door schade (en schande) soms wel wat wijzer geworden. De wijziging is een verbetering want iedereen kan nu plaatselijk actieve groepen, die zich nog niet bewust zijn van de zinloosheid en risico's van het onderzoek, op dit standpunt van Sovon wijzen. Maar consequent zou zijn als "bij voorkeur" werd vervangen door "uitsluitend". Dat zou de helderheid geven die nodig is om dit soort onderzoek (door burgers; voor wetenschappelijke doeleinden zijn uiteraard uitzonderingen mogelijk) uit te bannen.
Praktijkgevallen In Bennekom doen ze het nog steeds elk jaar. Vooral kinderen worden weer opgeroepen naar de nestkasten te komen waar de jonge vogels uit het nest worden gehaald, geringd en geshowd. (aaien over kopje, u weet hoe dat gaat).
Hier dezelfde procedure bij een Belgisch project.
De organisatie zegt dat de jongen daarna weer geaccepteerd worden door de ouders maar ze weet natuurlijk weinig of niets van het uiteindelijke broedresultaat. Dat is trouwens erg beperkt en neemt af (althans, afgaande op de situatie tijdens de kastenopening).
Na 30 jaar zijn er van de 24 kasten de laatste jaren nog maar zes bezet en in 2018 maar vijf. Normaal raken na verloop van tijd steeds meer kasten bezet in een kolonie. Sinds 2013 tref ik zo nu en dan cijfers in de lokale krant. IVN-Ede vermeld niets meer over resultaten. In 2021 en 2022 was het broedsucces overigens opeens een stuk beter. Drie kasten te zien op G-streetview.
Op meer plaatsen worden nog steeds nestkasten intern visueel gecontroleerd, zoals in Losser en Enschede. In Enschede is van 2008-2018 ook een flink dalende bezetting te zien waar de beheerders geen verklaring voor geven. Meer bij Bezetting Enschede.
Ook in de beroemde kolonie in Oxford, waar David Lack zijn onderzoek deed, was na zijn overlijden, waarschijnlijk door teveel verstorend onderzoek, sprake van sterke afname van de kastbezetting, zie licht herstel in Oxford.
Hoe ouder de kolonie hoe meer kasten bezet In onderstaand grafiekje staat het percentage bezette kasten in een kolonie afgezet tegen de ouderdom van het project: hoe ouder hoe hoger de bezettingsgraad. Het project in de rode cirkel is de opvallende uitzondering. De oorzaak is dat daar allerlei onderzoek en experimenten worden gedaan, o.a. ringen van adulten en jongen en met netten vangen van vogels.
Hieronder het bezettingsverloop van 18 particuliere projecten met totaal 501 nestkasten in Nederland. Alle projecten zijn op hetzelfde startjaar gezet en geen projecten die onbezet bleven. Hoe ouder hoe hoger de bezetting.
Gierzwaluwvereniging GBN heeft een artikel in haar statuten dat bepaalt dat leden zich niet mogen inlaten met handelingen "die het belang van de individuele gierzwaluw kunnen schaden, zoals het verstoren van broedvogels op de nesten". Statuten GBN (art 3.2)
Roofvogelvlieger gevaar voor gierzwaluw?
In Amstelveen werden in 2019 vliegers in de vorm van roofvogels op een flat geplaatst om broedende kleine mantelmeeuwen dwars te zitten. De vliegers hangen aan een lange paal met draad.
Roofvogelvlieger in Amsterdam
Bewoners zijn bang dat de gierzwaluwen van een nabije grote kolonie (ca. 48 paartjes, broedend in ingemetselde neststenen) er ook last van zullen hebben. De lange paal met draad waar de vlieger aan hangt zou over het hoofd kunnen worden gezien.
Zouden de gierzwaluwen last hebben gehad van dit antennewoud met tuidraden?
Bewoners in de buurt vroegen om een ecologische toets. De vliegers zijn voorlopig binnengehaald maar de handhavingsafdeling van de RUD stelde desgevraagd door de plaatselijke gierzwaluwwerkgroep dat het verhinderen van broeden niet strafbaar is. Roofvogelvliegers worden steeds vaker toegepast, ook in het buitengebied. Amstelveens Nieuwsblad 13-4-2019 .
Weblinks verstoring - Effecten van ringen op broedresultaat (. pdf - Gory) (vertaling door L.P Arnhem en Marjos Mourmans, jan. 2013) - Nestkaartproject SOVON, prioritaire soorten - Datum 1e eileg vlgs. nestkaartproject en volgens GBN - Verstoring door openen nestkasten, M. Mourmans, Het Vogeljaar 2001-1
Ornithologieprijs voor Lyndon Kearsley
Lyndon ontving in januari 2023 van de universiteit van Antwerpen de twee-jaarlijkse ornithologieprijs "Prijs Wim Dings" voor zijn werk aan de klimaat- en weersinvloeden op het trekgedrag van de vale gierzwaluw. Lyndon doet daarvoor al tien jaar onderzoek aan de trekroutes van een kolonie in een grot aan de Portugese kust onder Lissabon. Hij concludeert o.a. dat de gierzwaluwen zich vooral oriënteren op de scheiding van verschillende weerssystemen, waar veel insecten zijn. Zie bericht in Groene Ruimte.nl van-6-2-2023.
Zie ook bericht Nieuwsblad.be . En hier de .pdf van zijn publicatie in Researchgate van april 2022.
Het begin van bescherming in Het Vogeljaar, 1957 t/m 1988
In 2022 verscheen "Het Laatste Vogeljaar". Het was de 70e en laatste jaargang van tijdschrift Het Vogeljaar in de vorm van een herdenkingsboek met hoogtepunten uit 70 jaar vogelen in Nederland en daarbuiten. Zie KNVV, voor 20 Euro. Ik wilde wel eens weten hoe hierin vooral in de eerste jaren over de gierzwaluw werd bericht.
Nummer 1988 - 3 met een (jonge) gierzwaluw op de voorpagina. Tekening van Marius Kolvoort.
De jaargangen 5 (1957) t/m 65 (2019) zijn digitaal beschikbaar op natuurtijdschriften.nl . Zoekwoord "gierzwaluw" levert 340 resultaten op. Bijna alle artikelen staan op een aparte .pdf. Maar dan mis je de wat kleinere berichten die samen met anderen op een .pdf staan. En bij heel veel resultaten wordt de gierzwaluw slechts terloops genoemd, zoals bij "veldwaarnemingen". Maar thuis heb ik de jaargangen 9 (1961) t/m 36 (1988) nog in de kast staan. Die ben ik gaan doorbladeren en jaargangen 5 t/m 8 heb ik digitaal doorgesnuffeld. Hieronder de gevonden gierzwaluwartikelen en korte berichten met de link naar de .pdf op natuurtijdschriften.nl . Afgezien van de niet vermelde meldingen in de rubriek "veldwaarnemingen" met wat latertjes en eerstelingen, vond ik t/m 1988 totaal 23 artikelen in de 186 afleveringen (zes per jaargang).
1958-Nestkasten Het eerste gierzwaluwartikel geeft wat informatie over de nestkasten van de Zwitserse kolonieonderzoeker Emile Weitnauer. Die ging o.a. in 1951 met een vliegtuig achter de gierzwaluwen aan (zie artikel over ontdekking 'nachtelijk klimvliegen') om te ontdekken waar ze ' s nachts bleven. Het Vogeljaar jrg. 6-nr. 1-1958 p. 3-5.
1960- Kenmerken In een artikel over de fenologie van een aantal vogelsoorten beperkt Jaap Taapken zich m.b.t. de gierzwaluw tot een oproep aan lezers om gegevens te verzamelen, vooral fenologie en kenmerken van de broedplaats. Er zijn formuliertjes beschikbaar om de gegevens te noteren en in te leveren. Het Vogeljaar jr. 6 - nr. 2 - 1960 p. 23-24.
1963-Trekgedrag Jaap Taapken deed verslag van 'opvallend veel late najaarstrek' in 1963. Het ging om enkele tientallen, vooral op Vlieland in de eerste week van september. Met toen nog erg weinig waarnemers is dat al gauw "opvallend veel". Verslag in Het Vogeljaar jrg. 14 nr. 6 1963 p.381-382.
1968 - De eerste Nederlandse gierzwaluwtelling ? In 1967 organiseerde A.F. Ferbeek in Drachten een "inventarisatie van de gierzwaluw". 81 mensen telden in 200 ! steden en dorpen. De eerste werd op 21 april gezien. Geen uitleg over de methode maar als resultaat wordt gemeld dat "er in deze plaatsen 4.380 broedvogels en/of eenjarige vogels werden geteld". Men neemt zich voor de tellingen in 1968 en 1969 te herhalen. Kennelijk is er een kink in de kabel genomen want in de volgende jaargangen wordt er niets meer over vernomen. Het Vogeljaar jrg. 16 nr. 2 - 1968 p.520-522.
1968 - Opvang Berichtje over een gierzwaluw met gebroken vleugel die twee jaar gevoerd wordt met 80 meelwormen per dag maar geen water wil drinken. Het Vogeljaar jrg. 16 nr. 3- 1968 p. 563.
1973 - Renovatieverlies en nestkastencompensatie In 1972 werden aan de Chr. Gereformeerde Ichtuskerk in Nunspeet 12 nestkasten opgehangen nadat een jaar eerder de kolonie met 35 gierzwaluwnesten (volgens de kastenbouwer) door dakrenovatie waren verdwenen. In 1972 en 1973 was de onderste kast bezet. Verslag met foto in Het Vogeljaar, jrg 21 nr. 5-1973 p. 483-484. Op G-streetview zijn geen kasten meer te zien (sinds 2010).
1974 - Broedvogelbestand
Weer de gierzwaluw op de voorpagina n.a.v.
een flink artikel
In 1980 doet v.d. Weyden een inspirerende oproep aan Amsterdammers om broedplaatsen te zoeken en de gemeente te bestoken als er illegale nestvernieling plaatsvindt. Zie Mededelingenblad VWG Amsterdam 1980-nr. 1 p. 10-14 .Hier de actuele Gierzwaluwatlas Amsterdam. En hier nog wat recenter info over Amsterdams broedbestand.
1975 - Nestkasten Pleidooi tegen de aangekondigde proef van de Plantsoendienst met nestkasten in Amsterdam. Is volgens v.d. Weyden te duur (10.000 kasten nodig, kost tonnen), gaan niet lang genoeg mee, kosten onderhoud en behoud van dakpannen is beter. Het Vogeljaar, jrg. 23 nr. 1 - 1975, p. 33.
1975 - Literatuur Jaap Taapken vermeldt in een klein berichtje de verschijning van de derde druk van de klassieker "Swifts in a Tower" van David Lack. Het Vogeljaar jrg. 23 nr. 3 - 1975 p. 135.
1975 - Nestkasten Hoofd Beplantingen van Amsterdam reageert op de bezwaren tegen nestkasten van van der Weyden en stelt dat deze voldoende duurzaam zijn, vooral ingemetselde stenen, wijst op successen in Duitsland en vindt het een mooie oplossing voor nieuwbouw zonder pannendaken. Het Vogeljaar jrg. 23 nr. 6 - 1976 p. 282
1979 - Mitigatie Sloop van "een der oudste en grootste broedplaatsen" in een KRO-gebouw in Hilversum, voorjaar 1979. In het najaar werden 20 houten nestkasten in de buurt opgehangen, voor de helft door Het Vogeljaar gefinancierd. In 1981 nog geen bezetting. Oproep tot landelijke inventarisatie van broedplaatsen. Het Vogeljaar jrg. 27 nr. 6 -1979 p. 306.
1979 - Predatie Kort berichtje met waarnemingen van jacht van boomvalken op gierzwaluwen in Koudum en Kimswerd. (Fr.). Het Vogeljaar, jrg. 27 nr. 6 -1979 p. 316.
1980 - Mitigatie In Wageningen verdwijnen veel nesten door renovatie van een woonwijk. Werkgroep klaagt over gebrek aan informatie over (en ervaringen met) nestkasten en gaat proef doen met vier verschillende types. Montoring van resultaten. Het Vogeljaar, jrg 28 nr. 1 - 1980 p. 47-48.
1980 - Trek Artikel van 4,5 pagina's over "opvallend late" najaarstrek in september-oktober 1978. Er werden, na oproepen, "maar liefst" 230 waarnemingen verzameld van 15-8 t/m 14-10, waaronder 47 in oktober. Met veel minder waarnemers dan nu zal dat wellicht veel zijn of lijken, maar het aantal van gemiddeld 16 oktoberwaarnemingen in de Avifauna van Nederland, 1970 is de enige aangehaalde bron die daar op wijst. Momenteel zitten er in waarneming.nl 600 - 800 waarnemingen (1x1 km-hokken) in de betreffende periode, met een uitschieter van 1.750 in 2021. Maar 47 in oktober is wel vrij veel. Momenteel met veel meer waarnemers, werden er gemiddeld over 2017 - 2022 op waarneming.nl gemiddelde 54 waarnemingen in oktober gemeld (variërend van 8 - 137). Veel speculaties en pogingen tot onderzoek naar de oorzaken van het "ongewone" verschijnsel". Alleen een slechte zomer met daardoor verlate broedsels wordt als waarschijnlijke verklaring geopperd. De dagelijks sterk variërende aantallen konden niet verklaard worden met variaties in temperatuur, windrichting, regen of onweer. Het Vogeljaar jrg. 28 nr. 2 - 1980 p. 57-61.
1981 - Broedvogelbestand Kort verslagje van 13 pagina's verslag over broedvogeltellingen 1977 en 1978 in Apeldoorn e.o. In Apeldoorn werd het aantal broedparen in 1977 geschat op 277. Het Vogeljaar benadrukt met klem de noodzaak van meer inventarisaties waardoor "nog veel broedplaatsen behouden zouden kunnen worden, voordat het te laat is". Het Vogeljaar jrg. 29 nr. 2 - 1981 p. 92. (Apeldoorn doet al enige jaren goed werk met een soortenmanagementplan en al meer dan 900 geplaatste nestkasten, zie Nestkastenplicht Apeldoorn).
1982 - Nestkasten Jaap Taapken kaart opnieuw de woningnood aan en maakt melding van nestkastprojecten in Amstelveen (met 56 neststenen vlgs hem het grootste project van Europa!), Apeldoorn (700 gulden subsidie van de gemeente), Schiedam (6 neststenen in kademuur geplaatst) en Hilversum (de 20 nestkasten, na koloniesloop in 1979 geplaatst aan KRO-gebouwen, waren in 1981 nog niet bezet).
Neststeen Amstelveen, 1982 (Ze zijn nog steeds deels bezet zie Bezetting t/m 2022),
Hij besluit met: "het begin van de acties voor gierzwaluwen is er en wij hopen dat meer werkgroepen zullen gaan inventariseren en nestkasten plaatsen". Het Vogeljaar, jrg 30 nr. 1 -1982 p. 45-46.
1982 - Nestkasten In een nieuwe rubriek "Nieuws van Gierzwaluwprojecten" meldt Jaap Taapken updates van de projecten in Amstelveen, Apeldoorn (50 neststenen geplaatst), Heerenveen (neststenen in uitbreiding raadhuis) en Groningen (info verstrekt aan Stadsvernieuwing, zie ook tijdschrift Grauwe Gors van Avifauna Groningen-1982-nr. 2 p. 27-28). Het Vogeljaar, jrg. 30 nr. 4 - 1982 p. 216.
1983 - Nestkasten Jaap Taapken ontdekte een bijzonder broedgeval in een spreeuwenkast, aan de rand van het bos aan de Boslaan in Hilversum. Binnen 1 km geen andere broedplaatsen. Later werd het aantal kasten uitgebreid en in 2001 broedden er vijf paartjes, zie Gierzwaluwenbulletin mei 2002-nr. 0 p. 9. Taapken meende overigens dat broeden in een boomholte in de buurt maar een kleine stap verder zou zijn en niet uitgesloten lijkt. En inderdaad, in 2020 wordt in Hilversum het eerste en tot nu toe enige gierzwaluwboomnest van Nederland, in een spechtennest ontdekt, zie waarneming.nl 15-8-2020 en een verslagje van de waarnemers in een nieuwsbericht bij Sovon. Maar de Boslaan is aan de uiterste NW-rand van Hilversum en het boomnest zit aan de ZO-rand, daar ca. 6 km vandaan. Zou er een verband kunnen zijn? Het Vogeljaar jrg. 31 nr. 1-1983- p. 40-41.
1984 - Literatuur Vermelding van het verschijnen van het boek "Mein Vögel" van Emile Weitnauer over zijn koloniestudie en het Engelse boek "Devil Birds" van Derek Bromhall. Het Vogeljaar jrg 32 nr. 1 - 1984 p. 49.
1985 - Broedvogelbestand Bericht over de activiteiten van de drie jaar eerder door Jan Doevendans opgerichte Gierzwaluwwerkgroep Groningen. Ze plaatsten 10 neststenen in een nieuwbouwwijk en 40 vrijwilligers berekenden op basis van getelde vliegende vogels in 1984 600 broedplaatsen in de stad. Resultaten van o.a. onderzoek naar de beste telmethoden en kenmerken van broedplaatsen werden in een verslag van 45 p. met 18 bijlagen vastgelegd. Het Vogeljaar jrg 33 nr. 3 - 1985 p. 140. Zie voor het huidige gierzwaluwwerk de Stadsvogelwerkgroep van Avifauna Groningen.
1986 - Gierzwaluwdakpannen Berichtje over diverse typen gierzwaluwdakpan, in cement of keramiek en voor vele typen dakpannen. De eersten werden in 1983 gelanceerd en in Huizen werd er in 1985 voor het eerst achter zo'n pan gebroed. Het Vogeljaar jrg. 34 nr. 2 - 1986 p. 92-93. Waarom deze dakpanhuifjes uit den boze zijn staat op de kunstnestenpagina.
1986 - Gierzwaluwdakpannen Kort bericht over de plaatsing van 40 gierzwaluwdakpannen (inclusief nestbakje!) op de daken van nieuwbouw in Amstelveense wijk Middenhoven en een oproep om ervaringen en broedresultaten te melden. Het Vogeljaar, jrg. 34 nr. 6 -1986 p. 286.
1988 - Gierzwaluwdakpannen In Oost-Souburg werden begin april 1987 20 gierzwaluwdakpannen (zonder broedbakjes) geplaatst en nog datzelfde jaar bleek dat er minstens 11 bezet waren. Men vermoedt dat het er zelfs meer zouden kunnen zijn omdat de vogels zich door het ontbreken van broedbakjes verder onder het dak kunnen verplaatsen, dus mogelijk meerdere broedparen per huifjesingang. Het Vogeljaar jrg. 36 - nr. 4 - 1988 p. 163.
1988 - Trek Twee flinke artikelen over ringonderzoek door Herman. N Leys, werkzaam bij Rijksinstituut voor Natuurbeheer. (In Friesland nog steeds actief als gierzwaluwringer, nu met mistnetten bij Pingjum). Het eerste is een bewerking en uitbreiding van een eerder artikel over het ringwerk van pionier Kees van den Anker in 1954-1969 in Wageningen, Veenendaal, Elst, Loenen en Valburg. De vogels (3.460 adulten en 828 jongen) werden op het nest bemachtigd door medio juli de pannen bij de nestingangen te lichten en zo nu en dan ook met mistnetten maar "dat leverde weinig op". Dergelijk verstorend werk zou in 2002 in de statuten voor leden van GBN verboden worden. Aan het slot van het artikel wordt droevig vastgesteld dat er door renovaties van de eens zo grote kolonies in 1988 weinig meer over is en dat kunstnesten geen soelaas hebben geboden. Ook wordt vastgesteld dat er nog wel gierzwaluwen rondvliegen maar met veel meer verspreide nesten, een proces dat sindsdien bijna overal wordt vastgesteld. In het tweede artikel worden de resultaten van alle ringwerk tussen 1911 en 1987 samengevat, 13.097 stuks. Er werden 179 terugmeldingen geanalyseerd. 80% daarvan werd dood gevonden.
Het Vogeljaar jrg 36 nr. 5 - 1988 p.185-196 Het Vogeljaar jrg. 36 nr. 5 -1988 p. 197-203
Uit bovenstaande kan opgemaakt worden dat de bedreiging voor gierzwaluwnestplaatsen in de 70-er jaren bij een klein aantal mensen bekend raakte. Vooral het artikel van van der Weyden over Amsterdam in 1974 zal diverse personen aan het denken (en doen?) hebben gezet. Maar de actie komt erg langzaam op gang. Wel neemt het aantal inventarisaties geleidelijk wat toe en ontstaan hier en daar de eerste nestkastprojecten. In 1983 wordt de eerste "gierzwaluwdakpan" gelegd en in 1984 start Waveka met de verkoop van neststenen. Pas eind jaren '80 wordt het probleem op wat groter schaal lokaal opgepakt.
Het broedplaatsenverlies werd vooral regelmatig
onder de aandacht gebracht door berichtjes van redacteur Jaap Taapken
die bleef aandringen op actie en onderzoek.
"Er vallen gaten in het netwerk aarde", gesprek met Marjos Mourmans in BN De Stem, 2019.
De vereniging functioneert sinds 2020 nog nauwelijks. Het laatste nummer van het Gierzwaluwenbulletin verscheen in november 2019. Alle nummers zijn te lezen op de website van GBN: Gierzwaluwbulletins november 2002 t/m november 2019.
In januari 2024 kondigde het bestuur aan
dat de vereniging zal worden opgeheven, wegens gebrek aan actieve leden,
zie
+++++++++++++++
Jaap Langenbach
Willemstraat 38, 3511 RK Utrecht
06 -3849 7474
|